Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[de appellant] ,
[de geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die woonachtig is te [A], had hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de kantonrechter van 17 september 2014. De appellant had zich echter onttrokken aan de zaak en geen nieuwe advocaat aangesteld, waardoor het recht om van grieven te dienen verviel. Dit leidde tot de verwerping van het hoger beroep, waarbij de appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding.
De procedure begon met een dagvaarding van de geïntimeerde, wonende te [B], en de appellant had in de appeldagvaarding geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis. Tijdens de zittingen heeft de appellant geen grieven ingediend en is er geen nieuwe advocaat aangesteld, ondanks uitstel dat was verleend. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant de hem gestelde termijnen voor het indienen van de memorie van grieven ongebruikt heeft laten verstrijken.
Aangezien de appellant geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis van de kantonrechter en het hof geen strijd met rechtsregels van openbare orde heeft geconstateerd, werd het hoger beroep verworpen. De kosten van het geding in hoger beroep zijn vastgesteld op € 308,- aan verschotten en € 447,- aan salaris voor de advocaat, die voor de appellant in het ongelijk is gesteld.