ECLI:NL:GHARL:2015:8509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
200.165.649/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping hoger beroep wegens niet indienen van grieven door appellant

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die woonachtig is te [A], had hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de kantonrechter van 17 september 2014. De appellant had zich echter onttrokken aan de zaak en geen nieuwe advocaat aangesteld, waardoor het recht om van grieven te dienen verviel. Dit leidde tot de verwerping van het hoger beroep, waarbij de appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding.

De procedure begon met een dagvaarding van de geïntimeerde, wonende te [B], en de appellant had in de appeldagvaarding geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis. Tijdens de zittingen heeft de appellant geen grieven ingediend en is er geen nieuwe advocaat aangesteld, ondanks uitstel dat was verleend. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant de hem gestelde termijnen voor het indienen van de memorie van grieven ongebruikt heeft laten verstrijken.

Aangezien de appellant geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis van de kantonrechter en het hof geen strijd met rechtsregels van openbare orde heeft geconstateerd, werd het hoger beroep verworpen. De kosten van het geding in hoger beroep zijn vastgesteld op € 308,- aan verschotten en € 447,- aan salaris voor de advocaat, die voor de appellant in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.165.649/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 2090756 MC EXPL 13-5641)
arrest van 10 november 2015
in de zaak van
[de appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna:
[de appellant] ,
advocaat: voorheen mr. N.J. Margetson, kantoorhoudend te Rotterdam, die zich heeft onttrokken,
tegen
[de geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna:
[de geïntimeerde],
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is overwogen en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 12 februari 2014 en 17 september 2014 van de rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, locatie Almere (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 15 december 2014 is door [de appellant] hoger beroep ingesteld van het eindvonnis van de kantonrechter van 17 september 2014 met dagvaarding van [de geïntimeerde] tegen de zitting van 3 maart 2015. In de appeldagvaarding wordt geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [de geïntimeerde] in conventie en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen van [de appellant] in reconventie, met veroordeling van [de geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
2.2
Op de eerst dienende dag is tegen [de geïntimeerde] verstek verleend.
2.3
Ter rolle van 19 mei 2015 heeft [de appellant] niet van grieven gediend en heeft zich voor [de geïntimeerde] een advocaat gesteld, waardoor het verstek is gezuiverd. [de appellant] heeft vervolgens uitstel gekregen voor het nemen van de memorie van grieven tot 30 juni 2015 en daarna tot
28 juli 2015. Op laatstgenoemde roldatum heeft [de appellant] niet van grieven gediend, waarna voor deze proceshandeling uitstel is verleend met 53 weken tot 2 augustus 2016, ambtshalve peremptoir.
2.4
De zaak is ambtshalve eerder opgebracht. Ter rolle van 18 augustus 2015 heeft [de appellant] geen memorie van grieven genomen en heeft mr. Margetson zich onttrokken aan de zaak en zijn cliënt schriftelijk gewezen op de gevolgen daarvan.
2.5
Voor het opnieuw stellen van een advocaat is aan [de appellant] een uitstel van twee weken verleend tot 1 september 2015.
2.7
Op laatstgenoemde roldatum heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [de appellant] .
2.8
[de geïntimeerde] heeft op de rol van 1 september 2015 arrest gevraagd en daartoe de stukken overgelegd.

3.De beoordeling

3.1
Aangezien zich namens [de appellant] ter rolle van 1 september 2015 geen nieuwe advocaat heeft gesteld, heeft [de appellant] op laatstgenoemde roldatum niet (alsnog) van grieven gediend. [de appellant] heeft aldus de hem door het hof gestelde termijnen voor het nemen van de memorie van grieven ongebruikt laten verstrijken. Conform art. 6.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de hoven (Lpr) is hierdoor het recht van [de appellant] om alsnog van grieven te dienen, komen te vervallen.
3.2
Nu [de appellant] geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat het bestreden vonnis van de kantonrechter niet in strijd is met rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hoger beroep van [de appellant] worden verworpen.
3.3
[de appellant] moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal [de appellant] dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het gerechtshof:
verwerpt het hoger beroep van [de appellant] ;
veroordeelt [de appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [de geïntimeerde] tot aan deze uitspraak vast op € 308,- aan verschotten en op € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. L. Groefsema en mr. D.H. de Witte, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 10 november 2015.