Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[geïntimeerde] B.V.B.A.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling in hoger beroep
3.De slotsom
€ 683,00
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een vordering van een Belgische vennootschap tegen haar voormalige zaakvoerder, waarbij de vennootschap hoofdelijk aansprakelijk is voor sociale bijdragen. De zaak is aanhangig gemaakt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 november 2015 uitspraak doet. De appellant, de voormalige zaakvoerder, heeft in hoger beroep de vordering van de vennootschap betwist. De vennootschap heeft in 2010 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de appellant, waarin afspraken zijn gemaakt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en het zaakvoerderschap. De vennootschap heeft vervolgens een betalingsregeling getroffen met een derde partij, die de sociale bijdragen heeft geclaimd. De appellant heeft betwist dat hij als zelfstandige moet worden aangemerkt en heeft aangevoerd dat de sociale bijdragen ten laste van de werkgeefster dienen te blijven. Het hof overweegt dat de vordering van de vennootschap niet voor toewijzing in aanmerking komt, omdat de appellant het verweermiddel kan inroepen dat hij ten onrechte als zelfstandige is aangemerkt. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland voor zover in conventie gewezen en wijst de vorderingen van de vennootschap af. De vennootschap wordt veroordeeld tot terugbetaling aan de appellant van hetgeen hij heeft voldaan, vermeerderd met rente. De kosten van beide instanties worden aan de vennootschap opgelegd.