Uitspraak
1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats] ,2. [appellant 2] ,wonende te [woonplaats] ,3. [appellant 3] ,wonende te [woonplaats] ,4. [appellant 4] ,wonende te [woonplaats] ,appellanten,in eerste aanleg: eisers,hierna gezamenlijk: [appellanten] .advocaat: mr. B. Korvemaker, kantoorhoudende te Leeuwarden,
Wetterskip Fryslân,
zetelend te Leeuwarden,
geïntimeerde,
hierna:
het Wetterskip,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Waar [appellanten] spreken over eisers sub 1 verstaat het hof: [appellant 1] en [appellant 2] , waar zij spreken over eisers sub 2 verstaat het hof: Krikke en Van der Weij en waar zij spreken over gedaagde(n) verstaat het hof: het Wetterskip.
"Eisers sub 1 vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:1. dat voor recht wordt verklaard dat gedaagde jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld door grondwater aan het perceel van eisers te onttrekken (art. 5:39 BW), danwel dat gedaagde aansprakelijk is jegens hen op voet van art. 6:171 BW, art. 6:162 BW en/ofart. 6:174 BW, als gevolg waarvan de woning van eisers is gaan verzakken;2. dat gedaagden wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade, door eisers geleden als gevolg van het onder 1. bedoelde onrechtmatig handelen van gedaagde, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;3. dat gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.Eisers sub 2 vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:1. dat voor recht wordt verklaard dat gedaagde jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld door grondwater aan het perceel van eisers te onttrekken (art. 5:39 BW), danwel dat gedaagde aansprakelijk is jegens hen op voet van art. 6:171 BW, art. 6:162 BW en/ofart. 6:174 BW, als gevolg waarvan de woning van eisers is gaan verzakken;2. dat gedaagden wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade, door eisers geleden als gevolg van het onder 1. bedoelde onrechtmatig handelen van gedaagde, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;3. dat gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure."Vervolgens hebben [appellanten] het hof verzocht:
Noord-Nederland op[het hof leest: 2]
juli 2014 gewezen tussen appellanten als eisers en geïntimeerde als gedaagde onderzaak-/rolnummer C/17/124501/HA te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:2. de (gewijzigde) vorderingen van appellanten alsnog toe te wijzen;3. geïntimeerde te veroordelen tot betaling aan appellanten van al hetgeen appellanten aan geïntimeerde hebben voldaan ter uitvoering van het bestreden vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling tot aan de dag van gehele terugbetaling;4. geïntimeerde te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties."
3.De feiten
4.Het geding in eerste aanleg en de beslissing van de rechtbank4.1 [appellanten] hebben in eerste aanleg gevorderd voor recht te verklaren dat het Wetterskip onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door – in het kader van werkzaamheden ter vervanging van een gemaal – grondwater aan hun percelen te onttrekken waardoor hun woningen zijn gaan verzakken. Voorts hebben zij gevorderd het Wetterskip te veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat.4.2 Het Wetterskip heeft gemotiveerd verweer gevoerd.4.3 De rechtbank heeft het bewijsaanbod van [appellanten] gepasseerd en hun vorderingen afgewezen omdat [appellanten] onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld ter onderbouwing van hun vorderingen. De rechtbank heeft daar nog aan toe gevoegd dat zo er al zou worden vastgesteld dat er tijdens de werkzaamheden, die werden uitgevoerd door aannemer Oosterhuis, grondwater aan de percelen van [appellanten] zou zijn onttrokken op een wijze die als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dit niet aan het Wetterskip kan worden toegerekend. Het Wetterskip is niet aansprakelijk te houden voor het handelen van Oosterhuis op grond van art. 6:171 BW nu dat artikel niet geldt voor de situatie dat de overheid opdrachtgever is en er bovendien geen sprake is van een zekere eenheid van onderneming als bedoeld in dat artikel, aldus de rechtbank.Aan de stelling van [appellanten] dat het Wetterskip onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld doordat zij onvoldoende toezicht op de werkzaamheden heeft gehouden en aldus haar zorgplicht heeft geschonden, is de rechtbank voorbij gegaan omdat de vorderingen van [appellanten] daar niet op waren gericht.5. Bespreking van de grieven
“Profiel stalen damwand en eventuele stempeling van de stalen damwand ter keuze van de aannemer.”Daarnaast is in het bestek (bestekpost 31.03.10) een tijdelijke pompvoorziening voorgeschreven om een ongestoorde afvoer van het onderpand naar het bovenpand te waarborgen.
Hooghiemster makelaars geen melding wordt gemaakt van verzakking, het bewijsvermoeden ontlenen dat de verzakking nadien is ontstaan als gevolg van de werkzaamheden ter vervanging van het gemaal. Het Wetterskip moet tegenbewijs tegen dat vermoeden leveren.
Het verslag bevat geen enkele nadere toelichting op de foto’s en een beschrijving van de bouwkundige staat van het pand ontbreekt in het geheel.
Het hof acht het daarom aannemelijk dat de vooropname is verricht met het doel bestaande scheurvorming in kaart te brengen, zoals het Wetterskip heeft gesteld. Gelet op de uiterst summiere aard van de vooropname kan naar het oordeel van het hof aan de omstandigheid dat in die vooropname geen melding is gemaakt van verzakking van het pand niet het bewijsvermoeden worden ontleend dat daarvan toentertijd nog geen sprake was, laat staan het bewijsvermoeden dat de verzakking is opgetreden als gevolg van genoemde werkzaamheden.
5.8 [appellanten] hebben (in de toelichting op de
grieven I en II) gesteld dat de woningen zijn verzakt als gevolg van het onrechtmatig handelen door het Wetterskip, daaruit bestaande dat het Wetterskip in het kader van de werkzaamheden ter vervanging van het gemaal langdurig grondwater aan hun percelen heeft onttrokken althans de waterloop heeft gewijzigd en voorts dat het Wetterskip onvoldoende toezicht heeft gehouden op de werkzaamheden van de aannemer. In dat verband hebben zij benadrukt dat de aannemer de sloot met slootschotten heeft afgedamd in plaats van met stalen damwanden. Verder hebben zij gesteld dat de houten keerwanden die zich aan weerszijden in de lengterichting van de sloot bevonden, ondeugdelijk waren omdat zij hun waterkerende functie niet vervulden. Het ontbreken van stalen damwanden ter ondersteuning van de keerwanden, heeft geleid tot een wijziging in de grondwaterstand, aldus [appellanten]
Ook in dit hoger beroep volstaan [appellanten] met algemene, ongespecificeerde en niet (nader) onderbouwde stellingen.
Zoals het Wetterskip uiteen heeft gezet dienden de damwanden alleen ter afdamming van de sloot en niet ter regulering van de grondwaterstand. Gezien de geringe afmeting van de sloot kon de aannemer volstaan met het aanbrengen van zogenoemde slootschotten, een lichtere constructie. [appellanten] hebben niet betwist dat deze slootschotten hun functie – te weten het afdammen van een deel van de sloot – naar behoren hebben vervuld. Zij hebben niet uitgelegd – en ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep, waar [appellanten] zelf niet zijn verschenen, kon hun raadsman dat desgevraagd ook niet – welk nadeel zij hebben ondervonden van het feit dat de sloot niet is afgedamd met stalen damwanden maar met slootschotten. Niet gesteld of gebleken is dat er door toepassing van die schotten water is weggelekt of dat deze schotten anderszins van invloed zijn geweest op de grondwaterstand.
De door [appellanten] genoemde houten keerwanden hadden, naar het Wetterskip onweersproken heeft gesteld – geen enkele relatie met de werkzaamheden. Deze keerwanden waren ter plaatse reeds aanwezig en bevonden zich aan weerszijden in de lengterichting van de sloot. Ze hadden de functie om grond te keren, geen water, aldus het Wetterskip.
hebben hun stelling dat deze keerwanden tot doel hadden water te keren op geen enkele wijze onderbouwd. Bovendien is deze stelling ook ongeloofwaardig, want in het geval deze keerwanden aan weerszijden van de sloot water zouden keren, zou de sloot haar afwateringsfunctie in het geheel niet kunnen vervullen.
[appellanten] hebben tijdens het pleidooi in hoger beroep bij monde van hun raadsman evenmin kunnen verklaren hoe hun stelling dat de verzakking van de woning is veroorzaakt door genoemde werkzaamheden valt te rijmen met het de constatering van [naam] dat in de badkamer van [appellant 1] en [appellant 2] , waarvan de inrichting niet oorspronkelijk is, maar in een later stadium is aangebracht, de vloer scheef loopt, maar het ligbad nagenoeg waterpas is.
Nu [appellanten] niet hebben voldaan aan hun stelplicht ten aanzien van het causale verband tussen het onttrekken van grondwater en het verzakken van hun vakantiewoningen, komt het hof aan bewijslevering op dit punt niet toe.
Dat er sprake is geweest van tekortschietend toezicht op het punt van de bemaling is evenmin aannemelijk geworden, nu de stelling dat er (onnodig) langdurig is bemaald met schade tot gevolg evenmin is onderbouwd.
Dat het Wetterskip anderszins onrechtmatig heeft gehandeld door te weinig toezicht te houden op de werkzaamheden van de aannemer met schade voor [appellanten] tot gevolg is gesteld noch gebleken.
Ook op dit punt is voor bewijslevering door [appellanten] derhalve geen plaats.
grief IIIhebben [appellanten] betoogd dat het Wetterskip uit hoofde van
art. 6:174 BW aansprakelijk is voor de door hen geleden schade, omdat het gemaal en de houten keerwanden opstallen zijn en de houten keerwanden gebrekkig waren omdat ze het grondwater niet hebben gekeerd.
grieven IV, V en VIhebben geen zelfstandige betekenis en volgen het lot van de overige grieven.
2 juli 2014 waarvan beroep;