In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partneralimentatie tussen de man en de vrouw, die in 2010 zijn gehuwd en in 2015 zijn gescheiden. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, verzoekt om nihilstelling van de partneralimentatie, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 1.300,- per maand, met ingang van 1 juni 2014. Hij stelt dat zijn financiële situatie door negatieve bedrijfsresultaten is verslechterd. De vrouw, die de Deense nationaliteit heeft, betwist dit en stelt dat zij recht heeft op de alimentatie zoals eerder is vastgesteld.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de man in persoon en zijn advocaat aanwezig waren, terwijl de vrouw niet verscheen. Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van de man en de vrouw, de hoogte van de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij niet in staat is om de alimentatie te betalen. De man heeft weliswaar negatieve bedrijfsresultaten gepresenteerd, maar het hof oordeelt dat hij nog steeds een netto inkomen van € 5.000,- per maand ontvangt.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, wat betekent dat de man verplicht blijft om de overeengekomen partneralimentatie te betalen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, gezien de omstandigheden van de zaak en de relatie tussen de partijen.