In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partneralimentatie en de terugbetalingsverplichting van de vrouw aan de man. De man had eerder alimentatie betaald aan de vrouw, maar stelde dat hij vanaf 1 januari 2010 geen draagkracht meer had om deze betalingen voort te zetten. Het hof oordeelde dat de man met ingang van deze datum geen bijdrage meer hoefde te betalen, omdat hij geen financiële middelen had. De vrouw had echter in de periode daarvoor wel alimentatie ontvangen en de man vorderde terugbetaling van de teveel betaalde bedragen, die hij op € 99.482,79 had geschat.
De vrouw betwistte de terugbetalingsverplichting en stelde dat zij niet in staat was om de ontvangen alimentatie terug te betalen. Ze gaf aan dat ze als zelfstandige onvoldoende inkomen had en dat haar financiële situatie niet toeliet om grote bedragen terug te betalen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat het redelijk was dat de vrouw € 30.000,- zou terugbetalen aan de man. Dit bedrag zou haar in staat stellen om een deel van haar pensioenvoorziening te behouden, terwijl het de man zou helpen om zijn schulden af te lossen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg en de helft van de kosten van het deskundigenonderzoek werd gedeeld.
De beslissing van het hof houdt in dat de alimentatieverplichting van de man met terugwerkende kracht op nihil wordt gesteld en dat de vrouw een terugbetalingsverplichting van € 30.000,- aan de man heeft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vrouw direct moet voldoen aan de terugbetalingsverplichting, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.