In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de waarde van een onroerende zaak is vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Tubbergen. De belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak aan de [a-straat] 36A te [Z], was het niet eens met de vastgestelde waarde van € 181.000, die later door de heffingsambtenaar werd verlaagd naar € 168.000. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 2 december 2014 werd de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar. De belanghebbende stelde dat de onroerende zaak, voorafgaand aan de verkoop, door taxateurs was gewaardeerd op € 80.000 en € 75.000, terwijl de heffingsambtenaar een waarde van € 138.000 verdedigde op basis van een gewijzigd taxatierapport. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en dat de onroerende zaak als een agrarische woning kon worden aangemerkt. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verlaagde de vastgestelde waarde tot € 138.000, waarbij het ook de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig verlaagde. De belanghebbende kreeg het griffierecht vergoed.