Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
[geïntimeerde sub 3],
[geïntimeerde sub 4],
[geïntimeerde sub 5],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot verklaring voor recht met betrekking tot een pachtovereenkomst. De appellanten, twee besloten vennootschappen, stelden dat er sprake was van een reguliere pachtovereenkomst voor onbepaalde tijd, terwijl de geïntimeerden, die een agrarisch bedrijf exploiteren, betwistten dat er een pachtovereenkomst bestond. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er wel degelijk een pachtovereenkomst was, en de appellanten stelden in hoger beroep dat deze beslissing onterecht was.
Het hof heeft vastgesteld dat de bewijslast voor de stelling dat er een kortere pachtovereenkomst was, op de appellanten rustte. Het hof oordeelde dat de getuigenverklaringen onvoldoende bewijs boden voor de claim van de appellanten dat er een geliberaliseerde of kortdurende pachtovereenkomst was overeengekomen. Het hof concludeerde dat de vastlegging van de reguliere pachtovereenkomst niet onaanvaardbaar was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, en dat de rechtsgevolgen van de overeenkomst, waaronder de aanspraak op schadeloosstelling bij een niet-agrarische bestemming, niet onaanvaardbaar waren.
De beslissing van het hof was om de vonnissen van de pachtkamer van de rechtbank Overijssel te bekrachtigen en de gewijzigde vorderingen in reconventie van de appellanten af te wijzen. Tevens werden de appellanten veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.