Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
de eerste griefheeft Proximedia aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat aan [geïntimeerde] via de open norm van artikel 6:233 sub a BW de bescherming toekomt van artikel 6:237 onder i BW, zodat de kantonrechter vervolgens ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat dat artikel 7.1 van de overeenkomst vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn.
de tweede griefklaagt Proximedia dat de kantonrechter ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het aan Proximedia is te stellen en zonodig te bewijzen dat de door haar bedongen vergoeding een redelijke vergoeding is. Ook deze grief slaagt. Het is aan [geïntimeerde] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat artikel 7.1 van de algemene voorwaarden, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is (vergelijk HR 21 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6135).
de derde grief. Gelet op het vorenstaande moet het hof dan ook beoordelen in hoeverre gebleken is van de feiten en omstandigheden, die [geïntimeerde] aan zijn beroep op de vernietigbaarheid van artikel 7.1 van de overeenkomst ten grondslag heeft gelegd.
grief 3slaagt derhalve.
6.De slotsom
De grieven 4 en 5missen zelfstandige betekenis en behoeven dus geen behandeling.