Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
24 maart 2014;
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
Tevens heeft de man daarbij incidenteel appel ingesteld tegen de bestreden beschikking en daarin verzocht die beschikking te vernietigen voor zover het betreft de onderdelen die door de grieven van de man zijn bestreden en, opnieuw rechtdoende, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de gronden, het verzoek van de man alsnog toe te wijzen als volgt geformuleerd:
1. de verplichte bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, zoals
vastgesteld in de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 juli 2010 met
ingang van 1 januari 2013, althans de datum van indiening van het inleidend
verzoekschrift dan wel een nadere door het hof te bepalen datum, op nihil te stellen,
doch in elk geval te verlagen tot een door het hof in goede justitie te bepalen bijdrage
met uitsluiting van toekomstige indexering;
2. de vrouw te gelasten om hetgeen zij als gevolg van de beschikking van het hof
mogelijkerwijs meer heeft ontvangen aan alimentatie dan waartoe zij gerechtigd is,
aan de man terug te betalen;
3. de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.
5.De motivering van de beslissing
Ten aanzien van de ontvankelijkheid en grondslag van het verzoek
De ingangsdatum
De behoefte en behoeftigheid van de vrouw
De draagkracht van de man
* de [C] lijfrente-uitkering
* inkomen uit vermogen
* overige: de situatie per 1 maart 2016
De draagkrachtberekening ten aanzien van de man
Jusvergelijking
€ 1.296,- bruto per maand aan de vrouw dient te voldoen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. Die bijdrage overstijgt, gelet op hetgeen hiervóór is overwogen ten aanzien van de behoefte van de vrouw, niet haar behoefte.
verzoek af te wijzen.
6.De slotsom
Proceskosten