ECLI:NL:GHARL:2015:7953

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
200.160.545
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende machtiging tot schenking in het kader van bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vervangende machtiging tot schenking. De zaak betreft een bewindvoerder die om toestemming vraagt voor schenkingen aan de dochters van de rechthebbende. De rechthebbende is onder bewind gesteld vanwege haar gezondheidstoestand en heeft een schenkingstraditie die in het verleden is vastgesteld. De kantonrechter had eerder verzoeken tot schenking afgewezen, maar de bewindvoerder heeft in hoger beroep de beslissing aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat er een schenkingstraditie bestaat, maar dat de financiële situatie van de rechthebbende in 2015 zodanig is dat het voortzetten van deze traditie niet langer verantwoord is. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter van 17 oktober 2014 vernietigd en de beschikking van 27 januari 2015 bekrachtigd, waarbij de bewindvoerder alsnog machtiging kreeg voor schenkingen in de jaren 2013 en 2014. De beslissing is genomen met inachtneming van de vermogenspositie van de rechthebbende en de noodzaak om haar verzorgingskosten te dekken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.160.545 en 200.165.842
(zaaknummers rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 3024159 en 3718696)
beschikking van de familiekamer van 20 oktober 2015
in de zaak met nummer 200.160.545
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in het hoger beroep,
verder samen met de na te noemen dochters te noemen “de dochters” en afzonderlijk te noemen “de bewindvoerder”,
advocaat: mr. H.C.D. Bos te Arnhem,
en
[rechthebbende],
wonende te [woonplaats], verder te noemen: de rechthebbende.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
verder samen met de bewindvoerder en [belanghebbende 2] te noemen: de dochters,
en
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],
verder samen met de bewindvoerder en [belanghebbende 1] te noemen: de dochters,
en in de zaak met nummer 200.165.842
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
en
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
en
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],
verzoeksters in het hoger beroep,
advocaat: mr. H.C.D. Bos te Arnhem,
en
[rechthebbende],
wonende te [woonplaats], verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen) van 17 oktober 2014 (200.160.545) en 27 januari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in de zaak met nummer 200.160.545 blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 november 2014.
2.2
Het verloop van de procedure in de zaak met nummer 200.165.842 blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 februari 2015.
2.3
De mondelinge behandeling van beide zaken heeft op 22 september 2015 plaatsgevonden. De dochters zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.C.D. Bos en mr. S.C.A. Thijssen. De rechthebbende is wegens haar gezondheidstoestand niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij beschikking van 3 juli 2012 heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld en [verzoekster] benoemd tot bewindvoerder.
3.2
Bij beschikking van 20 december 2013 heeft de kantonrechter de verzoeken van de bewindvoerder om machtiging tot schenking van € 35.000,- aan de dochters en € 5.000,- aan de drie kleinkinderen van de rechthebbende afgewezen.
3.3
Uit de op 29 april 2014 bij de kantonrechter ingekomen rekening en verantwoording over het jaar 2013 is de kantonrechter gebleken dat in dat jaar schenkingen tot een bedrag van € 18.623,- hebben plaatsgevonden.
3.4
De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking van 17 oktober 2014 de bewindvoerder opgedragen voormeld bedrag van € 18.623,- vóór 1 december 2014 terug te storten op de bankrekening van de rechthebbende en bankafschriften waaruit dit blijkt aan hem toe te zenden.
3.5
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 22 december 2014, heeft de bewindvoerder verzocht om machtiging tot schenking van het fiscaal vrijgelaten bedrag over het jaar 2015 van in totaal € 15.831,- aan de dochters. Bij de bestreden beschikking van 27 januari 2015 heeft de kantonrechter dit verzoek van de bewindvoerder afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil zijn de belastingvrije schenkingen door de bewindvoerder aan de dochters ad € 18.623,- zoals vermeld op de op 29 april 2014 bij de kantonrechter ingekomen rekening en verantwoording en de afwijzing door de kantonrechter van het verzoek om machtiging tot schenking van € 15.831,- in het jaar 2015 aan de dochters.
4.2
De bewindvoerder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 17 oktober 2014. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat haar een machtiging wordt verleend voor de schenkingen van in totaal € 15.423,- die zijn gedaan in het jaar 2013 en voor de schenkingen van in totaal
€ 15.687,- die zijn gedaan in het jaar 2014. Voor deze laatste schenkingen was nog geen machtiging gevraagd. Het hof merkt het afleggen van rekening en verantwoording door de bewindvoerder over 2013 mede aan als verzoek tot machtiging van de schenkingen over 2013. Alsdan is bij het verzoek om machtiging voor het doen van de schenkingen in 2014 sprake van een vermeerdering van het verzoek in hoger beroep.
4.3
De dochters zijn met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 27 januari 2015. Zij verzoeken het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een machtiging te verlenen aan de bewindvoerder om uit het vermogen van de rechthebbende over het jaar 2015 aan de dochters een belastingvrije schenking te doen van € 5.277,- per persoon (in totaal € 15.831,-).

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) behoeft de bewindvoerder toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor het beschikken over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt.
5.2
Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient in de regel acht te worden geslagen op de “Aanbeveling meerderjarigenbewind” (hierna: de aanbevelingen), zoals deze door het LOVCK (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton) met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindspraktijk zijn vastgesteld.
5.3
Op grond van de aanbevelingen geldt als hoofdregel dat het doen van schenkingen namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen slechts wordt toegestaan indien er een schenkingstraditie wordt aangetoond. Ook als er sprake is van een schenkingstraditie, wordt een schenking echter in beginsel niet toegestaan wanneer het liquide vermogen van een rechthebbende door de schenking minder wordt dan € 30.000,-.
5.4
Gelet op de door de rechthebbende voor de instelling van het bewind in juli 2012 gedane schenkingen in de jaren 2008 tot en met 2012 kan worden gesproken van een schenkingstraditie. Het hof is van oordeel dat in dit geval de belastingvrije schenkingen die uit het vermogen van de rechthebbende zijn gedaan over de jaren 2013 en 2014 gelet op de toenmalige stand van het vermogen van de rechthebbende toelaatbaar zijn. Over het jaar 2015 zal het hof echter geen machtiging tot belastingvrije schenkingen aan de dochters verstrekken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.5
Er is weliswaar sprake van een jaarlijkse schenkingstraditie, maar dat laat onverlet dat ieder jaar opnieuw beoordeeld dient te worden of en, zo ja, in hoeverre de vermogenspositie van de rechthebbende voorzetting ervan toelaat. Bij aanvang van het bewind bedroeg het vermogen van de rechthebbende € 164.328,27 (zie de rekening en verantwoording, productie 13 in zaaknummer 200.165.842). Na de belastingvrije schenkingen begin januari 2013 was er nog een liquide vermogen bij de rechthebbende van € 138.733,97. Ook in 2014 zijn door de bewindvoerder de belastingvrije schenkingen aan de dochters gedaan. Per 21 september 2015 bedroeg het liquide vermogen volgens de opgave van de bewindvoerder ter mondelinge behandeling bij dit hof ongeveer € 91.000,-. Met een liquide vermogen dat per 1 januari 2014 ruim boven € 100.000,- zal zijn geweest, acht het hof het redelijk en verantwoord dat de schenkingstraditie in de jaren 2013 en 2014 is voortgezet.
5.6
Voor de periode vanaf 1 januari 2015 ligt dit echter anders. Na de schenkingen in januari 2013 is er in de periode tot 21 september 2015 met (€ 138.733,27 min € 91.000,- =) € 47.733,97 ingeteerd op het vermogen de rechthebbende. Dit is niet alleen het gevolg van de schenkingen in 2014, maar ook van het feit dat de eigen bijdrage van de rechthebbende voor haar verblijf in een verzorgingshuis hoger is dan haar inkomen en dat, rekening houdend met extra kosten voor de verzorging zoals de dochters die noodzakelijk achten, elke maand circa € 1.000,- aan het vermogen van de rechthebbende moet worden onttrokken om alle lasten te kunnen betalen. Volgens de bewindvoerder is de rechthebbende dementerende, maar gaat het op zichzelf goed met haar. Het hof acht voorzetting van de schenkingstraditie vanaf januari 2015 in dit geval niet langer verantwoord. De rechthebbende is weliswaar al 90 jaar, maar zij verkeert volgens de bewindvoerder naar omstandigheden in goede gezondheid en heeft derhalve wellicht nog jaren te leven. Alleen al om de kosten van de rechthebbende te dekken wordt jaarlijks voor het aanzienlijke bedrag van € 12.000,- ingeteerd op haar vermogen. In deze omstandigheden acht het hof, in afwijking van de aanbevelingen van het LOVCK, inachtneming van een ruimere vermogensbuffer dan € 30.000,- in de rede liggen. Zodoende zal het tempo waarin wordt ingeteerd op het vermogen van de rechthebbende afvlakken, en kan ook als de rechthebbende een zeer hoge leeftijd bereikt of door overheidsmaatregelen de eigen bijdrage in haar verzorgingskosten omhoog gaat, haar huidige verzorgingsniveau zo veel mogelijk worden gewaarborgd.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief tegen de beschikking van
17 oktober 2014 (200.160.545) en faalt de grief tegen de beschikking van 27 januari 2015 (200.165.842). Het hof zal de bestreden beschikking van 17 oktober 2014 vernietigen, en beslissen als volgt. Het hof zal de bestreden beschikking van 27 januari 2015 bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 17 oktober 2014 en opnieuw beschikkende:
verleent alsnog machtiging aan de bewindvoerder voor schenkingen van in totaal € 15.423,- in het jaar 2013 en voor schenkingen van in totaal € 15.687,- in het jaar 2014;
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 27 januari 2015;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.J. Haarhuis, T.M. Blankestijn en M.S. van Gaalen, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 20 oktober 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.