ECLI:NL:GHARL:2015:7725

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
200.166.338/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie in het kader van WSNP en nihilstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de wijziging van de kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had verzocht om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind op nihil te stellen, omdat hij sinds 8 juli 2014 onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) valt. De vrouw, verweerster in hoger beroep, had zich tegen dit verzoek verzet. Het hof heeft vastgesteld dat de man sinds 13 oktober 2014 een bijstandsuitkering ontvangt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat hij wel draagkracht zou hebben om alimentatie te betalen. Het hof heeft geoordeeld dat de man, gezien zijn financiële situatie en de toepassing van de WSNP, niet in staat is om een bijdrage te leveren aan de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die de bijdrage had vastgesteld op € 25,-- per maand, is vernietigd en de bijdrage is met terugwerkende kracht vanaf 8 juli 2014 op nihil gesteld. Het hof heeft ook bepaald dat de vrouw geen terugbetaling van eventueel teveel betaalde alimentatie hoeft te doen, omdat de man heeft aangegeven dat hij tot 31 juli 2014 heeft betaald en sindsdien geen betalingen meer heeft gedaan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.166.338/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/106165/FA RK 14-2027)
beschikking van de familiekamer van 8 oktober 2015
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. H.L.A.M. Swagemakers, kantoorhoudend te Oosterhout,
tegen
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. Borsch, kantoorhoudend te Leek.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bewindvoerder]
kantoorhoudend te Nieuw-Lekkerland,
hierna te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 25 februari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 16 maart 2015;
- een journaalbericht van mr. Swagemakers van 21 augustus 2015 met bijlage, per fax ingekomen op 21 augustus 2015, tevens per gewone post ingekomen op 24 augustus 2015;
- een journaalbericht van mr. Borsch van 28 augustus 2015 met bijlagen, ingekomen op 31 augustus 2015.
2.2
Het verweerschrift van de vrouw is op 28 april 2015 ingekomen ter griffie
van het hof. Het hof heeft vastgesteld dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de betalingstermijn van vier weken is betaald. Gesteld noch gebleken zijn omstandigheden als bedoeld in artikel 282a, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zodat het hof het door de vrouw ingediende verweerschrift buiten beschouwing zal laten.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 1 september 2015 plaatsgevonden.
De man is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de vrouw is mr. N. Beukhof, kantoorgenoot van mr. Borsch, verschenen. Mr. Swagemakers heeft ter zitting van het hof een mail laten zien en voorgelezen, waarin de bewindvoerder heeft aangegeven dat de procedure gevoerd kan worden en dat de boedel niet is gebaat bij een alimentatie-verplichting.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van de man en de vrouw is [in] 2007 ontbonden door echtscheiding.
3.2
De man en de vrouw zijn de ouders van:
- [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2005.
3.3
Laatstelijk is bij beschikking van 11 september 2012 van het gerechtshof te Leeuwarden bepaald dat de man met ingang van 11 september 2012 een bedrag van € 197,-- per maand aan de vrouw dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] .
3.4
Bij vonnis van 8 juli 2014 heeft de rechtbank de toepassing van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (hierna: WSNP) ten aanzien van de man uitgesproken.
3.5
Bij inleidend verzoekschrift van 30 juli 2014, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 31 juli 2014, heeft de man de rechtbank verzocht de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 11 september 2012 in die zin te wijzigen dat de man met ingang van 8 juli 2014 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] niets verschuldigd is.
3.6
De vrouw heeft zich tegen het inleidende verzoek van de man verweerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . De rechtbank heeft in de bestreden beschikking die bijdrage met ingang van 31 juli 2014 tot 13 oktober 2014 vastgesteld op € 25,-- per maand en heeft de door de man te betalen kinderbijdrage met ingang van 13 oktober 2014 voor de duur van de toepassing van de WSNP op nihil gesteld.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De man kan zich niet verenigen met voornoemde beschikking en stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de bijdrage met ingang van 8 juli 2014, zijnde de datum waarop ten aanzien van hem de toepassing van de WSNP is uitsproken, op nihil had moeten worden gesteld.
Hij voert verder aan dat hij, nu hij vanaf 13 oktober 2014 een bijstandsuitkering ontvangt, reeds op grond daarvan in ieder geval vanaf dat tijdstip elke draagkracht mist om enige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te kunnen voldoen, zulks voor onbepaalde tijd. De man heeft in aanvulling op het voorgaande nog naar voren gebracht dat de vrouw vanaf 1 januari 2015 ten behoeve van [de minderjarige] een kindgebonden budget ontvangt met alleenstaande ouderkop, waardoor de behoefte van [de minderjarige] volledig wordt gedekt.
5.2
Ingeval een onderhoudsplichtige is toegelaten tot de wettelijke schuldsanerings-regeling, dient in het algemeen in die gevallen waarin voor het vrij te laten inkomen niet met de onderhoudsverplichting rekening is gehouden, de geldende onderhoudsverplichting voor de duur van de schuldsaneringsregeling op nihil te worden bepaald. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de onderhoudsplichtige gedurende de tijd waarin de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is, slechts kan beschikken over het op de voet van artikel 295 lid 2 Faillisementswet (Fw) door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag, welk bedrag onder het bijstandsniveau is gelegen, tenzij de rechter-commissaris op de voet van artikel 295 lid 3 Fw anders heeft bepaald. Derhalve moet worden aangenomen dat een onderhoudsplichtige, behoudens bijzondere omstandigheden, niet over draagkracht beschikt om onderhoudsbijdragen te betalen. Dit kan anders zijn, indien het vrij te laten bedrag door de rechter-commissaris op een hoger bedrag is bepaald.
5.3
Het hof is met de man van oordeel dat in het onderhavige geval onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken om af te wijken van de hoofdregel
dat moet worden aangenomen dat een onderhoudsplichtige voor de periode dat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is niet over draagkracht beschikt om een onderhoudsbijdrage te voldoen. Het door de vrouw aangevoerde is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Daarnaast heeft de rechter-commissaris aan de bewindvoerder laten weten dat bij de berekening van het vrij te laten bedrag geen rekening zal worden gehouden met de kinderalimentatie. Het hof is voorts met de man van oordeel dat zowel het feit dat hij sinds 13 oktober 2014 een bijstandsuitkering ontvangt en ook om die reden geen draagkracht heeft als dat ter zitting is gebleken dat sinds 1 januari 2015 met het kindgebonden budget volledig in de behoefte van [de minderjarige] wordt voorzien, dient te leiden tot een nihilstelling van de bijdrage ten behoeve van [de minderjarige] - anders dan op grond van een WSNP-situatie - zonder beperking in tijd.
5.4
Het hof is op grond van hetgeen hierboven is overwogen dan ook van oordeel dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] met ingang van 8 juli 2014 op nihil dient te worden gesteld.
5.5
Gelet op het consumptieve karakter van alimentatie, is het hof van oordeel dat de vrouw de - eventueel - teveel door de man betaalde kinderalimentatie niet aan hem hoeft terug te betalen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de man ter zitting van het hof naar voren heeft gebracht dat hij bij is met het betalen van kinderalimentatie tot 31 juli 2014 en dat hij sindsdien geen kinderalimentatie meer heeft betaald.

6.De slotsom

6.1
Gelet op het voren overwogene, zal het hof beslissen als na te melden.

7.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 25 februari 2015;
en opnieuw beslissende:
wijzigt de beschikking van het gerechtshof Leeuwarden in die zin dat de door de man aan
de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , geboren [in] 2005 in de gemeente [C] , met ingang van 8 juli 2014 op nihil wordt gesteld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W. Beversluis, mr. M.P. den Hollander en
mr. A.W. Jongbloed, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 8 oktober 2015 in bijzijn van de griffier.