ECLI:NL:GHARL:2015:7692

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
21-002882-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging met dienstwapen na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk en een werkstraf van 200 uur voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting van het hof op 29 september 2015 is het bewijs tegen de verdachte opnieuw onderzocht. De verdachte had aangever bedreigd met zijn dienstwapen, maar het hof kwam tot de conclusie dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had om aangever te bedreigen. Het hof oordeelde dat de verklaring van de aangever op verschillende punten onjuist was en dat er te veel twijfel bestond over de intentie van de verdachte. De verdachte had verklaard dat hij de situatie wilde de-escaleren en dat hij niet de intentie had om te bedreigen. Het hof heeft de verklaringen van getuigen in overweging genomen, maar vond dat deze niet voldoende waren om de opzet van de verdachte te bewijzen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het beoordelen van getuigenverklaringen en de noodzaak om te kunnen aantonen dat er opzet was bij de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002882-15
Uitspraak d.d.: 13 oktober 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 1 mei 2015 met parketnummer 16-701237-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1976] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.P. Hein, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 01 mei 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend deze [aangever] een vuurwapen getoond en/of (daarbij) (meermalen) tegen [aangever] gezegd dat hij moest gaan liggen en/of voornoemd vuurwapen op/tegen het (voor)hoofd van die [aangever] gezet en/of gehouden, althans voornoemd vuurwapen op die [aangever] gericht en/of gericht gehouden, zulks terwijl hij, verdachte, gebruik maakte van een middel hem door zijn ambt geschonken, te weten zijn dienstwapen; art 285 Wetboek van Strafrecht art 44 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk en een werkstraf voor de duur van 200 uur voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank.
Ter zitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij zag dat aangever iets blauws, verdachte denkt een kettingslot, uit de buddyseat van zijn scooter haalde. Verdachte kreeg de indruk dat aangever hem aan wilde vallen en aangever zette hier ook kracht bij door te roepen ‘kom maar op’. Verdachte is vervolgens uit zijn auto gestapt, heeft verstaanbaar geroepen ‘politie’ en heeft zijn dienstpistool gepakt. Verdachte heeft niet betwist dat hij zijn pistool op aangever heeft gericht, maar hij ontkent dat hij hem wilde bedreigen. Volgens verdachte wilde hij aangever aanhouden. De situatie de-escaleerde al snel en aangever bood zijn excuses aan, waarna verdachte en aangever nog kort met elkaar gesproken hebben, elkaar de hand hebben geschud en uit elkaar zijn gegaan.
De raadsman van verdachte heeft primair gepleit voor vrijspraak van de verdachte.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De verklaring van aangever is op verschillende punten onjuist gebleken. Er dient dan ook behoedzaam omgegaan te worden met zijn verklaring die alleen kan worden gebruikt op de punten die ondersteund worden door bewijsmateriaal uit andere bron. De verklaring van aangever dat verdachte een pistool op hem heeft gericht wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Hun verklaringen sluiten verder niet uit dat verdachte zich door het handelen van aangever bedreigd voelde en ook redelijkerwijs kon voelen en dat hij aangever daarom wilde aanhouden, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van zijn dienstwapen. Deze gang van zaken acht het hof niet onaannemelijk. In ieder geval heeft het hof te veel twijfel met betrekking tot de vraag of verdachte het opzet heeft gehad om aangever te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en aldus wederrechtelijk heeft gehandeld. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Dat verdachte mogelijk niet overeenkomstig de Ambtsinstructie heeft gehandeld doet hieraan niet af.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter,
mr. R. de Groot en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.I.C. Dubelaar, griffier,
en op 13 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R. de Groot en mr. M. van Seventer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 oktober 2015.
Tegenwoordig:
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.