ECLI:NL:GHARL:2015:7632

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
12 oktober 2015
Zaaknummer
21-003666-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen na controle in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Nederland. De verdachte, geboren in Irak en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor witwassen. De tenlastelegging betrof het verwerven en voorhanden hebben van een geldbedrag van ongeveer 12.400 euro, waarvan werd aangenomen dat het afkomstig was uit een misdrijf.

Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 22 september 2015, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep, subsidiair tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Na het onderzoek ter zitting heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens een controle in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen werd staande gehouden. Bij deze controle werd een bedrag van ongeveer 200 euro en een envelop met ongeveer 8.000 euro aangetroffen. In totaal werd er 12.400 euro gevonden in verschillende enveloppen in de auto. De verdachte gaf tegenstrijdige verklaringen over de herkomst van het geld, maar het hof oordeelde dat deze feiten en omstandigheden niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring van (schuld)witwassen te komen. Het hof concludeerde dat het bedrag niet uitzonderlijk groot was en niet op heimelijke wijze was vervoerd.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van 12.400 euro aan de verdachte. De beslissing werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. J.I.M.W. Bartelds, en in aanwezigheid van de griffier J.R.M. Roetgerink.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003666-13
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2015

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Nederland van 11 maart 2013 met parketnummer 05-700387-11 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [1985] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in zijn hoger beroep, subsidiair tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2010, te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 12.400 Euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten dat geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Bij gelegenheid van een controle in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen wordt verdachte staande gehouden. In verband met een verdenking van overtreding van de Opiumwet wordt verdachte aan zijn kleding onderzocht. In zijn broekzak wordt een bedrag van ongeveer 200 euro aangetroffen, in zijn jaszak een enveloppe met ongeveer 8.000 euro. Verder worden in het dashboardkastje van de auto waarin verdachte reist twee enveloppen met geld aangetroffen. In totaal zit er in de drie enveloppen 12.400 euro. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met de bestuurder de auto heeft gehuurd en hij legt over de herkomst van het geld ter zitting van de rechtbank een andere verklaring af dan tegenover de politie.
Anders dan de rechtbank en het openbaar ministerie acht het hof de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet voldoende om te komen tot een bewezenverklaring van (schuld)witwassen. Het gaat niet om een uitzonderlijk groot bedrag dat ook niet op heimelijke wijze werd vervoerd. Weliswaar heeft verdachte twee uiteenlopende verklaringen omtrent de herkomst van het aangetroffen geld gegeven, maar het hof acht een en ander bij gebreke van andere redengevende feiten en omstandigheden onvoldoende om te kunnen oordelen dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig is.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag, te weten:
€ 12.400,00.
Aldus gewezen door
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter,
mr. A. van Waarden en mr. R.H. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 6 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.