In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Nederland. De verdachte, geboren in Irak en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor witwassen. De tenlastelegging betrof het verwerven en voorhanden hebben van een geldbedrag van ongeveer 12.400 euro, waarvan werd aangenomen dat het afkomstig was uit een misdrijf.
Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 22 september 2015, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep, subsidiair tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Na het onderzoek ter zitting heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens een controle in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen werd staande gehouden. Bij deze controle werd een bedrag van ongeveer 200 euro en een envelop met ongeveer 8.000 euro aangetroffen. In totaal werd er 12.400 euro gevonden in verschillende enveloppen in de auto. De verdachte gaf tegenstrijdige verklaringen over de herkomst van het geld, maar het hof oordeelde dat deze feiten en omstandigheden niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring van (schuld)witwassen te komen. Het hof concludeerde dat het bedrag niet uitzonderlijk groot was en niet op heimelijke wijze was vervoerd.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van 12.400 euro aan de verdachte. De beslissing werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. J.I.M.W. Bartelds, en in aanwezigheid van de griffier J.R.M. Roetgerink.