Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [kind], die op 15 juli 2011 met een spoedmachtiging uit huis is geplaatst. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de kinderrechter van 9 april 2015, waarin de ondertoezichtstelling werd verlengd tot 14 april 2016. De moeder stelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn en dat er geen familiegroepsplan is opgesteld, wat volgens haar noodzakelijk is. De stichting William Schrikker Jeugdbescherming, verweerster in deze zaak, heeft echter betoogd dat de ouders, die verstandelijk beperkt zijn, niet in staat zijn om de zorg voor [kind] adequaat te waarborgen zonder ondertoezichtstelling. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de ontwikkeling van [kind] en de problematiek van de ouders. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van [kind] te beschermen. De moeder heeft haar grief met betrekking tot de toestemming van de Raad voor de Kinderbescherming ingetrokken, maar het hof oordeelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds van toepassing zijn. De beschikking van de kinderrechter wordt dan ook bekrachtigd.