3.4In artikel 7 van de huwelijkse voorwaarden staat het volgende:
"Deelgenootschap bij echtscheiding en scheiding van tafel en bed.
Artikel 7.
1. Bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of bij scheiding van tafel en bed zal tussen de echtgenoten worden afgerekend volgens de regels van een deelgenootschap zoals hierna bepaald.
2. Dit deelgenootschap verplicht de echtgenoten de vermeerdering van beider vermogens die tijdens het huwelijk (of tot het tijdstip van scheiding van tafel en bed) heeft plaatsgevonden te delen.
De vermeerdering of vermindering van het vermogen van een echtgenoot wordt vastgesteld door van de waarde van zijn eindvermogen de waarde van zijn stamvermogen af te trekken.
3. Het eindvermogen bestaat uit de goederen en schulden die een echtgenoot heeft op het tijdstip dat het verzoekschrift tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed is ingediend met uitzondering van:
a. de kleding en sieraden van een echtgenoot als bedoeld in artikel 3; en
b. de goederen en schulden die ook indien tussen de echtgenoten de wettelijke gemeenschap van goederen had bestaan bij de verdeling daarvan niet in aanmerking zouden worden genomen;
Ieder van de echtgenoten kan tot beschrijving en schatting van zijn vermogen overgaan en vorderen dat het vermogen van de andere echtgenoot wordt beschreven. Aan een dergelijke vordering zal door de andere echtgenoot zo spoedig mogelijk gevolg moeten worden gegeven. Indien een echtgenoot met de beschrijving in gebreke blijft kan de beschrijving door de andere echtgenoot plaatsvinden, mits de echtgenoot wiens vermogen beschreven wordt daartoe behoorlijk is opgeroepen.
4. De goederen worden gewaardeerd naar het tijdstip genoemd in lid 3. De waardering vindt plaats door de echtgenoten in onderling overleg en indien de echtgenoten onderling geen overeenstemming kunnen bereiken, door en of meer deskundigen, op verzoek van de meest gerede partij te benoemen door de kantonrechter te Assen.
5. De niet-opeisbare schulden en lasten worden gewaardeerd naar de contante waarde daarvan.
6. Het stamvermogen wordt gevormd door:
a. de goederen die een echtgenoot bij het begin van het huwelijk bezat, verminderd met de toen bestaande schulden, en
b. de goederen die een echtgenoot tijdens het huwelijk door erfopvolging, making of gift heeft verkregen, verminderd met de op die verkrijging drukkende schulden en lasten.
c. de goederen die door middel van zaaksvervanging aantoonbaar voor de goederen onder a. en b. genoemd in de plaats zijn getreden.
Veranderingen in de waarde van de onder a. en b. genoemde goederen zullen uitdrukkelijk wel in de verdeling als bedoeld in lid 2 van dit artikel worden betrokken.
Indien het stamvermogen negatief zou uitkomen wordt het voor de toepassing van het deelgenootschap op nihil gesteld.
Van het stamvermogen zijn uitgezonderd de kleding en sieraden als bedoeld in artikel 3 en de goederen en schulden die ook indien tussen de echtgenoten de wettelijke gemeenschap van goederen had bestaan, bij de verdeling daarvan niet in aanmerking zouden worden genomen.
7. De aanvangswaarde van de tot het stamvermogen behorende goederen wordt als volgt bewezen:
a. wat de aangebrachte goederen betreft, in beginsel door de staat van aanbrengsten; ontbreekt een goed op die staat of is de waarde daarvan niet op die staat vermeld dan kan het bewijs met alle middelen worden geleverd; en
b. wat alle andere goederen betreft, door alle middelen.
Schulden en lasten die in mindering op het stamvermogen komen kunnen door de echtgenoot tot wiens vermogen zij niet behoren met alle middelen worden bewezen.
8. In afwijking van het voorgaande worden goederen die onveranderd zowel tot het stamvermogen als tot het eindvermogen behoren bij geen van beide vermogens in aanmerking genomen."