ECLI:NL:GHARL:2015:7279

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
21-001825-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Opiumwet met taakstraf en geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen. De verdachte is veroordeeld voor het overtreden van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk niet heeft gemeld dat hij grote hoeveelheden chemicaliën, zoals zoutzuur en aceton, had verkocht aan een medeverdachte, die deze stoffen mogelijk zou gebruiken voor de productie van drugs. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet melden van verdachte transacties bij de FIOD-ECD, wat in strijd is met de wet. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging is gekomen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een geldboete van 15.000 euro. Het hof heeft rekening gehouden met de leeftijd van de verdachte, het tijdsverloop sinds de feiten en de schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn. De verdachte is vrijgesproken van een derde tenlastegelegde feit, omdat het hof niet overtuigd was van zijn betrokkenheid daarbij.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001825-12
Uitspraak d.d.: 23 september 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 10 april 2012 met parketnummer 06-916401-09 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1941] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 mei 2014, 29 april 2015 en 9 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. U. Yildirim, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1:
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 13 april 2010 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis heeft gesteld van (een) voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen, dat/die er op wijst/wijzen of kan/kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk een (grote) hoeveelheid zoutzuur en/of zwavelzuur en/of aceton en/of tolueen verkocht en/of geleverd;
2:
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 13 april 2010 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet (oud) en/of in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (nieuw),
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
- hardware/laboratoriumbenodigdheden (onder meer twee destillatieapparaten en/of een vacuümcontroller en/of meerdere rondbodemkolven, - welke voorwerp(en) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I -), voorhanden gehad en/of verkocht en/of geleverd en/of besteld en/of
- ( een) stof(fen), te weten (een) (grote) hoeveelheid/-heden aceton en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of mierenzuur en/of rode fosfor en/of jodium en/of hexaan en/of methanol en/of formamide en/of natriumhydroxide en/of wasbenzine (petroleum ether) en/of tolueen en/of fosforzuur en/of safrol (- welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I -) besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of verpakt en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of gekocht en/of verkocht en/of gefinancierd en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen en/of vervoeren en/of opslaan en/of verpakken en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of kopen en/of verkopen en/of financieren en/of ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- tot bovenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
3:
hij
op of omstreeks 27 oktober 2009 en/of 13 april 2010
te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine,
zijnde MDMA en/of amfetamine en/of metamfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ter zake van het onder 3 tenlastegelegde

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde ten aanzien van de goederen die zijn aangetroffen op het terrein van [bedrijf] tijdens de doorzoeking op 27 oktober 2009 respectievelijk 13 april 2010.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde, nu verdachte niet op de hoogte was van de aanhangwagen die in één van de units was aangetroffen en verdachte ook geen weet had van de overige in de units van [bedrijf] aangetroffen goederen. Verdachte kwam nooit in die units en was zich daarom niet bewust van de inhoud van die units. Gelet daarop kan niet worden bewezen dat verdachte de aangetroffen drugs voorhanden heeft gehad.
Oordeel hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde stoffen opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 1 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, waarbij verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de verdachte transacties opzettelijk niet heeft gemeld. De advocaat-generaal heeft gewezen op de checklist van verdachte omstandigheden/transacties (bijlage D125) en heeft op basis daarvan geconcludeerd dat verdachte de transacties met betrekking tot aceton, zwavelzuur, zoutzuur, tolueen en fosforzuur had moeten melden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij - kort gezegd - naar voren gebracht dat geen sprake was van verdachte transacties die bij de FIOD-ECD gemeld hadden moeten worden. Verdachte had geen reden om te twijfelen aan de bestemming van de chemicaliën die werden besteld door en geleverd aan medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), nu [medeverdachte 1] regelmatig sprak over diverse kunstrestauratieprojecten waarvoor hij de chemicaliën nodig had. De geleverde stoffen kennen allemaal een toepassing in de kunstwereld. Ook waren de persoonsgegevens van [medeverdachte 1] bekend en via de telefoongids geverifieerd. De raadsman heeft voorts gewezen op de checklist van verdachte omstandigheden/transacties. Op basis van de in die checklist genoemde factoren en gelet op het voorgaande heeft de raadsman geconcludeerd dat verdachte niet opzettelijk heeft nagelaten de bevoegde instanties op de hoogte te brengen van de transacties zoals bedoeld in het onder 1 tenlastegelegde.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder op grond van de volgende feiten en omstandigheden acht het hof bewezen dat er sprake was van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen die erop wijzen of kunnen wijzen dat de betreffende stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de vervaardiging van drugs en dat dit verdachte ook duidelijk was.
  • Het gaat bij de bewezenverklaarde stoffen om stoffen die behoren tot categorie 3, welke gebruikt kunnen worden - zoals van algemene bekendheid is, op de verpakking staat vermeld en [verdachte] wist - om stoffen als bedoeld in lijst 1 behorende bij de Opiumwet te vervaardigen.
  • Het gaat om (verhoudingsgewijs) grote hoeveelheden van de betreffende stoffen. Getuige [getuige 1] - die in het verleden vennoot van de VOF was en ook enige tijd de onderneming als eenmanszaak heeft gedreven - heeft onder meer verklaard dat de bedoelde transacties voor [bedrijf] ongebruikelijke hoeveelheden van de betreffende stoffen betreffen.
Getuige [getuige 2] , die eveneens bij [bedrijf] werkzaam is geweest, heeft bovendien verklaard dat de transacties bijzonder grote hoeveelheden van de bedoelde chemicaliën betreffen. Uit zijn verklaring valt af te leiden dat dergelijke leveringen voor [bedrijf] ongebruikelijk waren.
  • [medeverdachte 1] betaalde telkens contant, in gedeelten, naar zijn zeggen telkens als hij betaald had gekregen van een koper van wie hij zelf een betaling had ontvangen.
  • De bestellingen van [medeverdachte 1] zaten in een apart mapje. Zij werden kennelijk buiten de reguliere boekhouding gehouden.
  • Door [medeverdachte 1] werden kennelijk geen namen genoemd van personen voor wie hij de bestellingen deed.
  • Verdachte heeft tegenover de FIOD onder meer verklaard dat hij de verkoop van de 5000 liter aceton had moeten melden. Een bestelling van 5000 liter aceton is verdacht. Hij heeft de levering beschouwd als een mooie extra omzet. Hij heeft geen vragen gesteld. Verder heeft hij onder meer verklaard dat [medeverdachte 1] hem zei dat de partij van 5000 liter aceton voor een bedrijf in België was en dat verdachte
- anders dan hij toezegde - niet gezorgd heeft voor een BTW nummer. Voorts heeft verdachte onder meer verklaard dat als [medeverdachte 1] niet zo vertrouwd over was gekomen maar deze als onbekende aan de balie zou zijn gekomen en 1000 liter aceton had besteld, hij dat zonder meer gemeld zou hebben. Hierbij merkt het hof op dat het - mede in het licht van de overige verklaringen van verdachte - het “vertrouwd overkomen” van [medeverdachte 1] zo begrijpt dat daarmee de uiterlijke presentatie van [medeverdachte 1] wordt bedoeld. Ook heeft verdachte verklaard dat hij zich ten tijde van de transacties met [medeverdachte 1] in verband met bijvoorbeeld de wijze van betaling, de wijze van aflevering, de hoeveelheid van de bestelling en de verwerking in de boekhouding eigenlijk wel realiseerde dat er niets normaals was aan de transacties met [medeverdachte 1] .
- Verdachte leverde ook andere middelen aan [medeverdachte 1] die voor de vervaardiging of bewerking van drugs konden worden gebruikt. Het hof verwijst naar de voor feit 2 gebezigde bewijsmiddelen. Mede om die reden moeten de bestellingen van [medeverdachte 1] van de in de tenlastelegging vermelde stoffen voor verdachte aanwijzingen zijn geweest dat zij wellicht misbruikt zouden worden voor de vervaardiging van drugs.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs ter zake van het onder 2 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, waarbij verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Volgens de advocaat-generaal kunnen de gedragingen van verdachte worden aangemerkt als voorbereidingshandelingen voor overtreding van de Opiumwet, nu sprake is van opzet om een feit als bedoeld in artikel 10 lid 4 en 5 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat met de door hem geleverde producten drugs zouden worden geproduceerd.
De advocaat-generaal heeft voorts - onder meer - gewezen op de in de loods van [bedrijf] aangetroffen aanhangwagen met daarop chemicaliën die vermoedelijk eerder gebruikt zijn bij de omzetting van safrol naar PMK, de omstandigheid dat er in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) verschillende procedurebeschrijvingen zijn aangetroffen die te maken hebben met de productie van drugs of drugsprecursoren en het feit dat er in de woning van [medeverdachte 1] een waarschijnlijk door [medeverdachte 2] geschreven procedurebeschrijving en een lijst met benodigdheden voor het productieproces van PMK (een grondstof voor XTC) is aangetroffen.
Overigens heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van hardware en laboratoriumbenodigdheden (de goederen die zijn aangetroffen in de aanhangwagen, tenlastegelegd onder het vierde gedachtestreepje), nu niet blijkt dat verdachte wist of had moeten weten dat er zich op die aanhanger spullen bevonden die gebruikt konden worden voor de productie van drugs.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, nu verdachte zich bij geen van de bedoelde transacties heeft gerealiseerd dat de verkoop gerelateerd was aan de productie van drugs. De door verdachte geleverde stoffen kennen allemaal een toepassing in de kunstwereld. Voor zover de levering geen gebruikelijke hoeveelheid betrof, had verdachte geen aanleiding te twijfelen aan de transactie, gelet op het feit dat de afnemer bekend was alsmede waarvoor deze de chemicaliën wilde gebruiken. Voorts was verdachte niet bekend met de inhoud van de aanhangwagen en de inhoud van de units achter [bedrijf] . Opzet op het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen kan daarom niet bewezen worden.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof als volgt.
Zoals hiervoor is gebleken, acht het hof bewezen dat er in verband met de verkopen en leveringen aan [medeverdachte 1] sprake was van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen die erop wezen of konden wijzen dat deze stoffen wellicht misbruikt zouden worden voor de vervaardiging van drugs. Het hof verwijst naar de bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen voor het onder 1 tenlastegelegde feit. Verdachte heeft tegenover de FIOD onder meer verklaard dat hij zich bewust niet heeft afgevraagd wat er met de door [medeverdachte 1] bestelde en door hem geleverde chemicaliën - het hof begrijpt: de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde stoffen - kon worden geproduceerd en - ten aanzien van aceton en rode fosfor - dat hij bewust niet aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd waarvoor hij het ging gebruiken. Het was verdachte als scheikundige met veel ervaring daarmee duidelijk dat de door [medeverdachte 1] afgenomen chemicaliën voor de vervaardiging en bewerking van drugs konden worden gebruikt. Zo begrijpt het hof ook verdachtes verklaring tegenover de FIOD dat voor alle zaken uit het “groene mapje” geldt, dat hij wist wat er met de spullen zou kunnen gebeuren. In zoverre acht het hof feit 2 bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij
op
een of meerderetijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 13 april 2010 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
als marktdeelnemer, de bevoegde instanties opzettelijk niet in kennis heeft gesteld van
(een)voorval
(len
)met betrekking tot geregistreerde stoffen,
dat/die er op
wijst/wijzen of
kan/kunnen wijzen, dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zullen worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, hebbende hij, verdachte
, en/of zijn mededader(s)
meermalen, althans eenmaal (telkens
)
opzettelijk een (grote) hoeveelheid zoutzuur en/of zwavelzuur en/of aceton en/of tolueen verkocht en/of geleverd;
2:
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 13 april 2010 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet (oud) en/of in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (nieuw),
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne, zijnde amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of cocaïne (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
- hardware/laboratoriumbenodigdheden (onder meer twee destillatieapparaten en/of een vacuümcontroller en/of meerdere rondbodemkolven, - welke voorwerp(en) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I -), voorhanden gehad en/of verkocht en/of geleverd en/of besteld en/of –
(een) stof(fen), te weten (een) (grote) hoeveelheid/-heden aceton en/of zoutzuur en/of zwavelzuur en/of mierenzuur en/of rode fosfor en/of jodium en/of hexaan en/of methanol en/of formamide en/of natriumhydroxide en/of wasbenzine (petroleum ether) en/of tolueen en/of fosforzuur en/of safrol (- welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA en/of MDEA en/of MDA en/of amfetamine en/of cocaïne en/of metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I -) besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of verpakt en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of gekocht en/of verkocht en/of gefinancierd en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen en/of vervoeren en/of opslaan en/of verpakken en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of kopen en/of verkopen en/of financieren en/of ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben
en/of
- tot bovenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2, onder a, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en door stoffen voorhanden te hebben gehad, waarvan verdachte weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet melden van verdachte transacties bij de FIOD-ECD. Daarmee heeft verdachte in strijd met de Wet voorkoming misbruik chemicaliën gehandeld.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de in- en verkoop van chemische stoffen die kunnen worden gebruikt voor de productie dan wel de bewerking of verwerking van drugs. Verdachte heeft met dit handelen bijgedragen aan de mogelijkheid drugs te produceren en aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de productie en handel van drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers en verwervingscriminaliteit.
In het bijzonder gelet op de ernst van de feiten is in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Het hof heeft ten voordele van verdachte in de strafoplegging meegewogen dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 augustus 2015 niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Verder is verdachte niet meer werkzaam bij een bedrijf dat handelt in chemicaliën. Verdachte is 73 jaar.
Het hof houdt voorts ten voordele van verdachte rekening met het tijdsverloop. De feiten zijn gepleegd in de periode van 1 mei 2006 tot en met 13 april 2010 en het hof wijst uiteindelijk arrest op 23 september 2015. Er is sprake van schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn in hoger beroep.
In het bijzonder gelet op het tijdsverloop en de schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke straf van langere duur dan de periode van voorarrest niet meer aangewezen. Alles afwegende is het hof van oordeel dat dient te worden volstaan met de oplegging van een taakstraf en een geldboete als na te melden. Het hof heeft bij de oplegging van de geldboete ook rekening gehouden met het feit dat verdachte binnen [bedrijf] de oudste vennoot was en dat hem in zoverre een zwaarder verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten dan zijn medeverdachte [medeverdachte 2] .

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 10a van de Opiumwet, de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 15.000,00 (vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
110 (honderdtien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. L.E.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 23 september 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. L.E.M. Hendriks is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 september 2015.
Tegenwoordig:
mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter,
mr. E.C.A.M. Langenhorst, advocaat-generaal,
H. de Graaf, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.