In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 28 mei 2014 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het laten staan van zijn voertuig in een park, plantsoen of openbare beplantingen of groenstroken, zoals vastgelegd in artikel 5:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Almelo. De gedraging zou hebben plaatsgevonden op 18 maart 2013 om 14:17 uur op de Gravenweg te Aadorp.
De betrokkene ontkende niet dat zijn voertuig op de genoemde tijd en plaats stond, maar voerde aan dat het voertuig op een berm stond die deel uitmaakt van de weg, en dat er geen sprake was van een park of groenstrook. Ter onderbouwing overhandigde hij foto's van de locatie. Het hof oordeelde dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, maar dat de betrokkene specifieke feiten en omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om aan de juistheid van de verklaring te twijfelen.
Na beoordeling van de overgelegde foto's concludeerde het hof dat de Gravenweg een voor het openbaar verkeer openstaande weg is, en dat de strook gras naast de weg moet worden aangemerkt als een berm. Het hof oordeelde dat het verbod uit de APV niet van toepassing was, omdat de gedraging niet was verricht. Daarom vernietigde het hof de beslissing van de kantonrechter en de inleidende beschikking van de officier van justitie. Tevens werd een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene voor de reiskosten die hij had gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de kantonrechter.