ECLI:NL:GHARL:2015:7236

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
21-008226-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest inzake seksueel misbruik van minderjarigen en kinderporno met vrijspraak voor verkrachting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor (vergaand) seksueel misbruik van twee buurmeisjes en voor het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. De zaak betreft een tweefasenproces waarbij het hof de eerder bij tussenarrest gegeven bewezenverklaring heeft herhaald en de overwegingen omtrent het bewijs heeft uiteengezet. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid, omdat het hof geen dwang door een feitelijkheid heeft vastgesteld. De bewijsmiddelen, waaronder filmmateriaal, hebben geleid tot de conclusie dat de verdachte de kinderpornografische afbeeldingen op verschillende gegevensdragers in bezit heeft gehad. De verdachte heeft ontkend opzettelijk in bezit te zijn geweest van deze afbeeldingen, maar het hof achtte deze verklaring niet aannemelijk gezien de hoeveelheid en de wijze van opslag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest, en een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op een totaalbedrag van € 15.678,48 voor [benadeelde partij1] en € 22.956,-- voor [benadeelde partij2]. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat te betalen ter compensatie van de schade aan de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-008226-13
Uitspraak d.d.: 28 september 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van
24 oktober 2013 met parketnummer 08-950563-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in en ingeschreven te PI Overijssel, HvB Karelskamp, te Almelo.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 13 februari 2014 en 14 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de ter terechtzitting overgelegde vorderingen van de advocaten-generaal.
Ter terechtzitting van de inhoudelijke behandeling van onderhavige zaak d.d. 13 februari 2014 heeft de advocaat-generaal mr. B. van Haren gevorderd dat het vonnis van de rechtbank vernietigd zal worden en dat verdachte ter zake van het hem onder 1, 2, 3, 4, 5 primair, 6 en 7 ten laste gelegde veroordeeld zal worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. Ten aanzien van de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. De advocaat-generaal heeft verzocht om, bij toewijzing van de vorderingen, tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het hof heeft bij tussenarrest d.d. 27 februari 2014 bepaald dat het vonnis van de rechtbank vernietigd wordt, dat verdachte vrijgesproken wordt van het hem onder 3 en 4 ten laste gelegde en veroordeeld wordt ter zake van het onder 1, 2, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde. Het hof heeft bij genoemd tussenarrest tevens het onderzoek heropend teneinde een psychologisch, psychiatrisch en milieuonderzoek naar de persoon van verdachte te laten verrichten.
Ter terechtzitting van de voortgezette inhoudelijke behandeling d.d. 14 september 2015 heeft de advocaat-generaal mr. T.C. Pastoor gevorderd dat verdachte – uitgaande van voornoemde bewezenverklaring van het hof – veroordeeld dient te worden tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, en dat aan hem de maatregel van TBS met voorwaarden, zoals die in het reclasseringsrapport d.d. 18 augustus 2015 zijn geformuleerd en onder aanvulling van een contact- en locatieverbod zoals die in het requisitoir staat weergegeven, opgelegd dient te worden met bepaling dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Ten aanzien van de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal zich opnieuw gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte, zijn toenmalige raadsvrouw mr. M.M. Broeks, die hem ter terechtzitting van 13 februari 2014 bijstond, en zijn huidige raadsman, mr. U. Yildirim, die verdachte ter terechtzitting van 14 september 2015 bijstond, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 oktober
2007 tot 17 oktober 2011 in de gemeente [gemeente] , althans elders in Nederland,
(telkens) met [benadeelde partij1] (geboren [datum] ), die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[benadeelde partij1] , hebbende verdachte meermalen, althans één maal:
- zijn, verdachtes, penis en/of één of meerdere vinger(s) en/of tong in de
vagina van die [benadeelde partij1] geduwd en/of gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde partij1] geduwd en/of
gebracht;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2007
tot 17 oktober 2011 in de gemeente [gemeente] , althans elders in Nederland,
(telkens) met [benadeelde partij1] (geboren [datum] ), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het meermalen, althans
een maal, opzettelijk ontuchtig:
- voelen aan en/of betasten van de borsten en/of billen en/of vagina, althans
schaamstreek van die [benadeelde partij1] en/of
- het laten vastpakken van en/of laten voelen aan en/of laten trekken aan
zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij1] en/of
- likken aan en/of beffen van (de vagina van) die [benadeelde partij1] ;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 18 oktober 2011
tot en met 22 april 2013 in de gemeente [gemeente] , althans elders in Nederland,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij1] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij1] , hebbende verdachte, meermalen, althans één maal:
- zijn, verdachtes penis en/of één of meerdere vinger(s) en/of tong in de vagina van die [benadeelde partij1] geduwd en/of gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde partij1] geduwd en/of gebracht en/of
bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte misbruik heeft
gemaakt van het uit feitelijke verhouding voortvloeiende overwicht en/of zijn,
verdachtes, fysieke en/of psychische en/of emotionele overwicht en/of het
leeftijdsverschil en/of misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat die
[benadeelde partij1] in hem als buurman/vriend had en/of heeft aangedrongen op
seksuele handelingen en/of zich dominant en/of dwingend heeft opgesteld ten
opzichte van die [benadeelde partij1]
(waartegen die [benadeelde partij1] zich niet meer kon of durfde te verzetten, gelet op het reeds vele malen plaatsgehad hebbende seksuele misbruik) en/of
(aldus) voor die [benadeelde partij1] een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks 18 oktober 2011 tot en met 22 april
2013 te [gemeente] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij1]
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), (telkens) bestaande uit het meermalen, althans één maal:
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis en/of één of meerdere
vinger(s) en/of tong in de vagina van die [benadeelde partij1] en/of
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die
[benadeelde partij1] en/of
- voelen aan en/of betasten van de borsten en/of billen en/of vagina en/of
schaamstreek van die [benadeelde partij1] en/of
- door die [benadeelde partij1] laten vastpakken van zijn, verdachtes, penis en/of
door die [benadeelde partij1] (aan) die penis laten voelen en/of betasten en/of
(vervolgens) aan die penis laten trekken
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het misbruik dat verdachte
heeft gemaakt van het uit feitelijke verhouding voortvloeiend overwicht en/of
het fysieke en/of psychische en/of emotionele overwicht en/of het
leeftijdsverschil en/of misbruik dat verdachte heeft gemaakt van het
vertrouwen dat die [benadeelde partij1] in hem als buurman/vriend had
en/of dat verdachte heeft aangedrongen op seksuele handelingen en/of zich dominant en/of
dwingend heeft opgesteld ten opzichte van die [benadeelde partij1] (waartegen die
[benadeelde partij1] zich niet meer kon of durfde te verzetten, gelet op het reeds
vele malen plaatsgehad hebbende seksuele misbruik) en/of
(aldus) voor die [benadeelde partij1] een dreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 oktober 2010
tot en met 22 april 2013 in de gemeente [gemeente] , althans elders in Nederland,
(telkens) met [benadeelde partij2] (geboren [datum] ), die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[benadeelde partij2] , hebbende verdachte meermalen, althans één maal:
- zijn, verdachtes, penis en/of één of meerdere vinger(s) in de vagina van die
[benadeelde partij2] geduwd en/of gebracht;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, ter zake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot
en met 22 april 2013 in de gemeente [gemeente] , althans elders in Nederland,
(telkens) met [benadeelde partij2] (geboren [datum] ), van wie hij, verdachte,
wist dat die [benadeelde partij2] in staat van bewusteloosheid, verminderd
bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [benadeelde partij2] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij2] , hebbende verdachte meermalen, althans één maal:
- zijn penis en/of één of meerdere vinger(s) in de vagina van die
[benadeelde partij2] geduwd en/of gebracht;
6.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot
en met 22 april 2013 in de gemeente [gemeente] , althans elders in Nederland,
(telkens) met [benadeelde partij2] (geboren [datum] ), van wie hij, verdachte,
wist dat die [benadeelde partij2] in staat van bewusteloosheid, verminderd
bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed
dat die [benadeelde partij2] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te
bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden of die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het
meermalen, althans eenmaal, opzettelijk ontuchtig:
- voelen aan en/of betasten van de borsten en/of vagina en/of schaamstreek van
die [benadeelde partij2] en/of
- het laten voelen aan en/of betasten van zijn penis en/of zich laten aftrekken door
die [benadeelde partij2] ;
7.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 4 juni 2013 in de
gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, één of meermalen 11.497 en/of
(aldus) een (groot) aantal, in elk geval een of meer afbeelding(en) en/of
film(s) en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een usb-stick (Dane-Elec
(beslagcode B.01.02)) en/of een usb-stick (Verbatim (beslagcode A.06.01.04))
en/of een harddisk (Conceptronic (beslagcode A.06.01.06)) en/of een computer
(Desktop Acer, Aspire M1610 (beslagcode A.06.01.03)) en/of een computer
(Netbook Asus (beslagcode A.03.01.01)) en/of een computer (Netbook Asus
(beslagcode A.06.01.01)) en/of een telefoon (Huawei (beslagcode A.04.01.02)),
bevattende 11.497 en/of (aldus) een (groot) aantal, in elk geval één of meer
afbeelding(en) en/of film(s), heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk
tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of
uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door
middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar
is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand) van
het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
heeft bereikt
en/of
vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met (een)
vinger(s)/hand)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of borsten van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met
(een) vinger(s)/hand)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met
(een) vinger(s)/hand)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij
deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of
poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in
(een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun
leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in
opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld
gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 1 en 2 ten laste gelegde

Ter terechtzitting van het hof d.d. 13 februari 2014 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor de genoemde pleegperiode en feitelijke handelingen.
Het hof overweegt als volgt.
De door de raadsvrouw gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van de feiten 1 en 2 worden naar het oordeel van het hof weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op het eindarrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Vrijspraak van het onder 3 en 4 ten laste gelegde

Uit het dossier blijkt dat verdachte jarenlang een (seksuele) relatie heeft gehad met zijn twintig jaar jongere buurmeisje [benadeelde partij1] . Volgens [benadeelde partij1] heeft verdachte haar vanaf haar 12e verjaardag seksuele handelingen laten ondergaan en laten uitvoeren; vlak voor haar 15e verjaardag heeft verdachte haar door het hebben van gemeenschap ontmaagd. Vanaf dat moment hadden verdachte en [benadeelde partij1] een seksuele relatie ‘met alles er op en er aan’. Verdachte en [benadeelde partij1] verkeerden vaak in elkaars gezelschap, verdachte nam haar mee naar hotels en vroeg haar zelfs ten huwelijk. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde partij1] te twijfelen. Ter terechtzitting van het hof d.d. 13 februari 2014 heeft verdachte erkend dat binnen de relatie met [benadeelde partij1] seksuele handelingen – waaronder ook handelingen die zijn aan te merken als seksueel binnendringen - hebben plaatsgevonden.
In het voorgaande heeft het hof al overwogen dat het hof het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen acht. Dit bewezenverklaarde laat zich kort samenvatten als het aangaan en onderhouden van een seksuele relatie met [benadeelde partij1] , in de periode dat [benadeelde partij1] tussen de 12 en 16 jaar oud was.
Het hof dient vervolgens te bepalen of de voortzetting van die seksuele relatie die verdachte met [benadeelde partij1] had ook na [benadeelde partij1] 16e verjaardag strafbaar was, in de zin dat de seksuele handelingen die verdachte in dat verband onder 3 en 4 worden verweten, kunnen worden gekwalificeerd als aanranding en/of als verkrachting. Daarvoor is vereist dat vast komt te staan dat de in de tenlastelegging onder 3 en 4 genoemde feitelijke (seksuele/ontuchtige) handelingen tussen verdachte en [benadeelde partij1] onder dwang van geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hebben plaatsgevonden.
Uit het dossier blijkt niet dat sprake is geweest van geweld of enige vorm van bedreiging. De vraag is vervolgens of de handelingen plaats hebben gevonden onder ‘dwang van een andere feitelijkheid’.
Volgens vaste jurisprudentie kan van ‘door een feitelijkheid dwingen’ in de zin van de artikelen 242 (verkrachting) en 246 (aanranding) van het Wetboek van Strafrecht slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan, dan wel heeft gepleegd/geduld.
Uit het bewijs dient voort te vloeien dat de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend op het slachtoffer of deze in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat deze zich daardoor niet tegen de handelingen kon verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie dat het daardoor voor deze zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken, dat er sprake was van dwang van de kant van de verdachte.
Uit het dossier blijkt zonder meer dat er – ook ná de 16e verjaardag van [benadeelde partij1] – sprake is geweest van een relatie tussen verdachte en [benadeelde partij1] , waarin elementen van afhankelijkheid van [benadeelde partij1] ten opzichte van verdachte hebben gezeten. Alleen al het leeftijdsverschil tussen verdachte en [benadeelde partij1] wijst immers in de richting van een fors psychisch en emotioneel overwicht van verdachte. Er is echter onvoldoende bewijs dat sprake is geweest van een
zodanigeafhankelijkheidsrelatie en van een mede daardoor uitgeoefende
zodanigedruk dat [benadeelde partij1] zich
daardoorniet tegen de seksuele handelingen kon verzetten. Ook blijkt onvoldoende dat verdachte [benadeelde partij1] in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie heeft gebracht dat het daardoor voor haar moeilijk was om zich aan de handelingen te onttrekken.
De uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden leveren derhalve geen ‘dwang door een feitelijkheid’ in de zin van de artikelen 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht op. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van het onder 5 en 6 ten laste gelegde
Ter terechtzitting van het hof d.d. 13 februari 2014 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte van het onder 5 en 6 ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor de genoemde pleegperiode en feitelijke handelingen. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat het in het dossier aanwezige filmmateriaal betreffende [benadeelde partij2] niet gebezigd kan worden voor het bewijs nu niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat de op het materiaal vastgelegde mannelijke persoon verdachte betreft.
Het hof overweegt als volgt.
De door de raadsvrouw gevoerde verweren (pleegperiode en feitelijke handelingen) strekkende tot vrijspraak van de feiten 5 en 6 worden naar het oordeel van het hof weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op het eindarrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De gebezigde bewijsmiddelen bevatten tevens het op [benadeelde partij2] betrekking hebbende filmmateriaal. Het hof concludeert, anders dan de verdediging, dat de op het filmmateriaal zichtbare mannelijke persoon geïdentificeerd kan worden als verdachte.
Gebleken is dat zowel op de telefoon van verdachte als op een in verdachtes auto aangetroffen USB-stick films van seksueel misbruik van [benadeelde partij2] zijn aangetroffen.
Verbalisant [verbalisant 1] stelt in het door hem opgemaakte proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed d.d. 21 juni 2013 aan de hand van foto’s die van het interieur van verdachtes woning werden gemaakt, vast dat een groot deel van de films is vervaardigd in de slaapkamer op de tweede verdieping van verdachtes woning aan de [adres] te [gemeente] .
Enkele van de films worden in het proces-verbaal uitgebreid beschreven. De filmlocatie van film 1 ( [nummer] ) stelt [verbalisant 1] bijvoorbeeld vast doordat hij op de beelden een boekenkast met daarnaast een wit kledingstuk waarneemt, gelijk aan de kast en kamerjas op de foto’s van verdachtes slaapkamer. In film 2 ( [nummer] ) ziet [verbalisant 1] dat [benadeelde partij2] op een zwart dekbed met een goudkleurige band ligt, welk dekbed overeenkomt met het dekbed dat in verdachtes slaapkamer is gefotografeerd.
Ter terechtzitting van het hof d.d. 13 februari 2014 heeft [verbalisant 1] , in aanwezigheid van verdachte en diens raadsvrouw, enkele van de beschreven films, waaronder de hiervoor genoemde, getoond, evenals enkele van de tijdens de doorzoeking genomen digitale foto’s van de woning van verdachte. De filmlocaties zijn ter zitting vergeleken met de foto’s van verdachtes slaapkamer. Evenals [verbalisant 1] heeft het hof waargenomen dat zowel op film 1 als op de foto van verdachtes slaapkamer een witte boekenkast en een wit(te) kledingstuk/kamerjas te zien zijn welke zeer sterke overeenkomsten met elkaar vertonen. Ditzelfde geldt voor het zwarte dekbed met gouden band(en)/ba(a)n(en) op film 2.
Voorts heeft verbalisant [verbalisant 2] – één van de verbalisanten die verdachte meermalen heeft verhoord – de stem van de man op film 1 herkend als de stem van verdachte. Ter terechtzitting heeft het hof een dergelijke waarneming niet kunnen doen. Verbalisant [verbalisant 1] heeft hieromtrent ter zitting van het hof verklaard dat de politie bij het afspelen van de films – anders dan ter terechtzitting – geavanceerde geluidsapparatuur heeft gebruikt en dat zij beluisterd werden met gebruikmaking van een koptelefoon. Onder dergelijke omstandigheden, die qua kwaliteit en volume van het geluid veel beter waren dan waarin het hof ter zitting de waarneming heeft moeten doen, heeft verbalisant [verbalisant 2] de stemherkenning gedaan. Gelet op deze toelichting van [verbalisant 1] acht het hof de stemherkenning van verbalisant [verbalisant 2] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
In één van de films met [benadeelde partij2] (film 3, [nummer] ) wordt door de mannelijke persoon, terwijl op de achtergrond een huilend kind te horen is, op enig moment gezegd: “We gaan zo naar [zoontje] toe.” Gebleken is dat verdachte een zoontje heeft genaamd [zoontje] (geboren [geboortedatum] ).
Ter terechtzitting heeft [verbalisant 1] ook de in bijlage 9 van het dossier genoemde film van seksuele handelingen met [benadeelde partij1] (filmnummer [nummer] ) getoond. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij de man is die met [benadeelde partij1] op de film seksuele handelingen verricht en dat hij deze film op zijn slaapkamer in zijn woning opgenomen heeft. In deze film, zo heeft het hof kunnen waarnemen, is (met name) de voorzijde van het onderlijf van verdachte duidelijk/prominent in beeld gebracht. Het hof heeft geen enkel verschil kunnen vaststellen met de man wiens onderlijf eveneens duidelijk/prominent in beeld is gebracht in de films waarop het seksuele misbruik van [benadeelde partij2] is vastgelegd. Een concreet voorbeeld betreft de waarneming dat zowel verdachte in de film betreffende [benadeelde partij1] als de man in de films betreffende [benadeelde partij2] werd gekenmerkt door een geschoren schaamstreek.
Op grond van voorgaande vastgestelde feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat verdachte de mannelijke persoon op de films met [benadeelde partij2] is.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof de aanklacht op dit punt stellig ontkend. Een verklaring voor de aangetroffen films heeft hij niet kunnen geven. Hij heeft slechts de stelling geponeerd dat het niet onmogelijk is dat een ander onbekend gebleven persoon de films met [benadeelde partij2] op zijn slaapkamer in zijn huis met zijn telefoon heeft gemaakt nu er regelmatig andere mensen in zijn huis kwamen, de achterdeur wel eens open stond en hij zijn telefoon soms liet slingeren. Deze verklaring stelt het hof, in het licht van het hiervoor overwogene, als volstrekt ongeloofwaardig en hoogst onwaarschijnlijk terzijde. Dit temeer nu moet worden vastgesteld dat één van de films waarop is vastgelegd hoe [benadeelde partij2] seksueel wordt misbruikt, is opgenomen op een dag waarop, naar volgt uit afgelegde verklaringen, [benadeelde partij2] door haar ouders gedurende enkele uren aan de zorg van verdachte was toevertrouwd.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs van het onder 7 ten laste gelegde

Met de rechtbank en de raadsvrouw acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feitelijke handelingen “aanbieden, openlijk tentoonstellen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren, verwerven en toegang verschaffen” heeft begaan, zodat hij van die onderdelen vrijgesproken dient te worden.
Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de gehele ten laste gelegde periode. Deze dient aanzienlijk ingekort te worden, aldus de verdediging. Tevens is niet vast komen te staan dat de gegevensdragers genoemd op bijlage III van het proces-verbaal in beslag genomen goed d.d. 21 juni 2013 daadwerkelijk eigendom zijn van verdachte en dat hij deze als enige heeft gebruikt.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat hij weliswaar kinderporno in bezit heeft gehad, maar dat dit niet bewust is gebeurd. Hij zou in april, mei of juni van 2012 nieuwe software gedownload hebben om films, series en muziek van internet te kunnen downloaden. Bij het downloaden zouden er, in plaats van een gewone film, verkeerde bestanden op de computer terecht gekomen zijn. Verdachte heeft verklaard te hebben gezien dat dit kinderporno betrof. Hij was voornemens dit te verwijderen, maar werd voortijds opgepakt door de politie.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op het eindarrest zullen worden opgenomen, acht het hof, anders dan is bepleit, het onder 7 ten laste gelegde, omvattende de feitelijke handelingen “verspreiden, vervaardigen en in bezit hebben”, wettig en overtuigend bewezen. De pleegperiode wordt door het hof ingekort en vastgesteld op “1 mei 2011 tot en met 4 juni 2013”. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de feitelijke handelingen vóór deze periode zijn gepleegd.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid vast is komen te staan dat verdachte degene is geweest die de gegevensdragers bevattende kinderpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad en (enige) gebruiker van die gegevensdragers is geweest.
Indien verdachte niet de bezitter/gebruiker van de gegevensdragers zou zijn geweest (quod non) is aannemelijk dat de kring van mogelijk andere personen, nu de gegevensdragers dan wel in verdachtes woning, dan wel in zijn auto aangetroffen zijn, beperkt is tot de overige gezinsleden: verdachtes drie zeer jonge kinderen en zijn (ex-)vrouw. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat zijn (ex-)vrouw (ook) gebruik maakte van (enkele) van de gegevensdragers. Daarbij acht het hof het volstrekt onaannemelijk dat verdachtes zeer jonge kinderen – in de tenlastegelegde periode hoogstens 3 en 5 jaar oud – dergelijke gegevensdragers (met een aanzienlijke hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen, verspreid over verschillende gegevensdragers) in bezit zouden hebben gehad dan wel daar gebruik van zouden hebben gemaakt. Ten aanzien van verdachte bevat het dossier echter dat bewijs wel. Zo heeft hij ter zitting verklaard dat hij de aangetroffen kinderporno – weliswaar per ongeluk – heeft gedownload. Een logische gevolgtrekking zou dan zijn dat ook hij degene is geweest die deze bestanden op (verschillende) gegevensdragers heeft opgeslagen; hij wist immers van het bestaan ervan.
Daarnaast is in onderhavige zaak gebleken dat verdachte ook zelf kinderpornografisch materiaal heeft vervaardigd en verspreid (films [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] ). Tot slot is één van de gegevensdragers aangetroffen in verdachtes auto, een Renault Scenic, waarvan hij bij de politie heeft verklaard dat vooral híj van deze auto gebruik maakte. Zijn (ex-)vrouw gebruikte naar zijn zeggen meestal haar eigen auto, een Peugeot.
Verdachtes verklaring dat hij de kinderpornografische afbeeldingen onbewust – en dus niet opzettelijk - in bezit heeft gehad door ze per ongeluk te downloaden, acht het hof niet aannemelijk. Dit oordeel is (met name) gelegen in het feit dat er een aanzienlijke hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen is aangetroffen, op verschillende gegevensdragers, waaronder een USB-stick en een harde schijf waarop de afbeeldingen kennelijk door middel van een aparte handeling opgeslagen zijn. Het opslaan van dergelijke hoeveelheden kinderpornografische afbeeldingen wordt in de regel beschouwd als een opzettelijke handeling. Verdachte heeft daarnaast de aangetroffen afbeeldingen, na ontdekking dat het kinderporno betrof, niet onmiddellijk verwijderd. Dat verdachte dit voornemens was, maar voortijds is opgepakt, acht het hof ongeloofwaardig.
Tot slot overweegt het hof ambtshalve dat het bij het oordeel over het in bezit hebben van gegevensdragers bevattende kinderpornografische afbeeldingen slechts de “accessible” files, zoals die in het schema van bijlage III van het proces-verbaal onderzoek in beslag genomen goed d.d. 21 juni 2013 genoemd worden, heeft betrokken. Van de “deleted” files is niet vast komen te staan dat verdachte daarover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad, zoals voor het opzettelijk bezit van kinderpornografisch materiaal vereist is. Volgens het proces-verbaal betreffen dit bestanden die zonder daarvoor bestemde software niet meer eenvoudig door de gebruiker te benaderen zijn. Niet is vastgesteld dat de verdachte over deze bijzondere software beschikte, zodat niet gezegd kan worden dat hij toegang tot en beschikkingsmacht over die bestanden/afbeeldingen had.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 5 primair, 6 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 18 oktober 2007 tot 17 oktober 2011 in de gemeente [gemeente] , telkens met [benadeelde partij1] (geboren [datum] ), die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij1] , hebbende verdachte meermalen:
- zijn, verdachtes, penis en/of één of meerdere vinger(s) en/of tong in de
vagina van die [benadeelde partij1] gebracht en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde partij1] gebracht;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2007 tot 17 oktober 2011 in de gemeente [gemeente] ,
telkens met [benadeelde partij1] (geboren [datum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen opzettelijk ontuchtig:
- voelen aan en/of betasten van de borsten en/of billen en/of vagina van die
[benadeelde partij1] en/of
- het laten vastpakken van en/of laten voelen aan en/of laten trekken aan
zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij1] en/of
- likken aan en/of beffen van (de vagina van) die [benadeelde partij1] ;
5. ( primair)
hij op tijdstippen in de periode van 20 oktober 2010 tot en met 22 april 2013 in de gemeente [gemeente] , telkens met [benadeelde partij2] (geboren [datum] ), die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij2] , hebbende verdachte meermalen:
- zijn, verdachtes, penis en/of één of meerdere vinger(s) in de vagina van die
[benadeelde partij2] gebracht;
6.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2007 tot en met 22 april 2013 in de gemeente [gemeente] , telkens met [benadeelde partij2] (geboren [datum] ), van wie hij, verdachte, wist dat die [benadeelde partij2] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat die [benadeelde partij2] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het meermalen opzettelijk ontuchtig:
- voelen aan en/of betasten van de borsten en/of vagina van die [benadeelde partij2] en/of
- het laten voelen aan en/of betasten van zijn penis en/of zich laten aftrekken door
die [benadeelde partij2] ;
7.
hij in de periode van 1 mei 2011 tot en met 4 juni 2013 in de
gemeente [gemeente] , film(s) en/of gegevensdragers, te weten een usb-stick (Verbatim (beslagcode A.06.01.04)) en/of een harddisk (Conceptronic (beslagcode A.06.01.06)) en/of een computer (Desktop Acer, Aspire M1610 (beslagcode A.06.01.03)), bevattende afbeeldingen, heeft verspreid en/of vervaardigd en/of in bezit heeft gehad,
terwijl op die films(s) en/of afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar
zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand) van
het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
heeft bereikt
en/of
vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met (een)
vinger(s)/hand)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of borsten van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met
(een) vinger(s)/hand)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met
(een) vinger(s)/hand)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij
deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of
poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in
(een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun
leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in
opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld
gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 5 primair bewezen verklaarde levert telkens op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
Met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
Een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en/of vervaardigen en/of in bezit hebben, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft het hof gelet op de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte rapportages, in het bijzonder op het Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek d.d. 6 juni 2014 opgesteld door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, en het Pro Justitia Psychologisch onderzoek d.d. 14 juni 2014 opgesteld door drs. A.J. Klumpenaar, GZ-psycholoog.
Beide deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van pedofilie van het niet exclusieve type en dat hij als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden.
Van Os stelt dat verdachtes persoonlijkheid eveneens gekleurd wordt door narcistische problematiek (: onder druk wordt het zelfgevoel instabiel, neigend naar depressie en demoralisatie, hetgeen weer compenserende acties genereert om de instabiliteit proberen tegen te gaan). Hij relateert dat het vanwege deze combinatie aannemelijk is dat er enige mate van doorwerking hiervan in verdachtes doen en laten voorafgaande aan en ten tijde van de bewezen verklaarde feiten aanwezig was. Door de genoemde aspecten kon verdachte niet geheel in staat worden geacht zijn pedofiele gevoelens goed onder controle te houden. Hij was wel in staat de wederrechtelijkheid van zijn gedrag in te zien. Van Os acht het aannemelijk dat verdachte op grond van zijn stoornissen verminderd vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de gepleegde feiten, maar niet dat deze beperkingen hem zijn keuzevrijheid volledig ontnomen hebben.
Klumpenaar stelt dat bij onderhavige seksuele delicten met minderjarigen als basisuitgangspunt geldt dat er sprake is van pedofilie waarbij verdachte vanuit seksuele lustbeleving overgaat tot dit delictgedrag. Bij de seksuele handelingen met [benadeelde partij1] speelt waarschijnlijk tevens verdachtes reactieve houding een rol, waarbij hij, mede vanuit een beperkt emotionele ontwikkeling en een verschuivende machtsverhouding in zijn huwelijk, overgaat tot seksueel grensoverschrijdend gedrag op het moment dat hij merkt dat zij op hem verliefd is. Verdachtes pedofiele gerichtheid zou ook ten grondslag liggen aan het bezit van de kinderporno en de seksuele handelingen met de verstandelijk beperkte [benadeelde partij2] .
Nu met het bovenstaande niet is gebleken dat verdachte het bewezen verklaarde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.

Oplegging van straf en/of maatregel

Oplegging straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is in 2007 een langdurige relatie gestart met zijn destijds 11-jarige buurmeisje [benadeelde partij1] . Gedurende de jaren dat de relatie voortduurde, heeft verdachte haar steeds verdergaande seksuele handelingen laten ondergaan en laten uitvoeren. Vanaf vlak voor [benadeelde partij1] 15e verjaardag had verdachte de relatie uitgebouwd tot een seksuele relatie ‘met alles er op en er aan’, in dier voege dat verdachte [benadeelde partij1] ook vaginaal en oraal penetreerde. Van enkele seksuele handelingen heeft verdachte bovendien foto- en filmmateriaal gemaakt. Verdachte cultiveerde de relatie met [benadeelde partij1] . Zij zagen elkaar vaak, hij nam haar mee naar hotels, stuurde haar veelvuldig liefdesbetuigingen, gaf haar cadeaus en vroeg haar zelfs ten huwelijk. Aldus bracht verdachte zijn slachtoffer in de waan dat zij voor hem heel speciaal, zo niet alles was.
In dezelfde periode onderhield verdachte, zonder dat [benadeelde partij1] dat wist, evenwel ook een (volledige) seksuele relatie met het bijna drie jaar jongere, verstandelijk beperkte zusje van [benadeelde partij1] , [benadeelde partij2] . En ook hiervan heeft hij beeldmateriaal gemaakt.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan overtreding van de artikelen 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht. Deze artikelen strekken tot bescherming van kwetsbare personen tegen ernstige seksuele handelingen. Onder kwetsbare personen in de zin van de genoemde artikelen worden onder meer begrepen (jonge) kinderen en personen met een geestelijke beperking. Van deze personen kan in redelijkheid niet worden verwacht dat zij weerstand bieden aan seksuele verlangens van een ander.
Verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de meisjes. Verdachte heeft – met name ten aanzien van [benadeelde partij1] – geduldig en rustig een band op- en uitgebouwd van waaruit op steeds verdergaande wijze gezocht is naar bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Zowel [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] als hun ouders hebben een groot vertrouwen gesteld in verdachte als hun buurman, welk vertrouwen hij op uiterst grove wijze heeft beschaamd.
Het stond en staat de verdachte uiteraard vrij om - wat het hof betreft: tegen beter weten in - te volharden in zijn ontkenning van het door hem gepleegde misbruik van [benadeelde partij2] en [benadeelde partij1] , ook ná het tussenarrest van het hof. De consequentie daarvan, een consequentie waarop de verdachte ook door het hof is gewezen, is evenwel dat hij aldus aan de meisjes en hun ouders de erkenning van het leed dat hen is toegebracht heeft onthouden, terwijl, naar uit algemene ervaringsregels volgt, juist die erkenning van groot belang pleegt te zijn voor de verwerking van dat leed.
De blijvende en grote impact van de delicten op [benadeelde partij1] , [benadeelde partij2] en hun ouders blijkt met name uit de opgestelde Schriftelijke Slachtofferverklaringen, alsmede uit hetgeen hieromtrent ter terechtzitting van het hof is verklaard.
Zowel [benadeelde partij1] als [benadeelde partij2] is onder langdurige behandeling van een psycholoog. [benadeelde partij1] schrijft dat ze zichzelf kwijt is geraakt en dat ze worstelt met schuldgevoelens over het feit dat verdachte zich tevens aan haar gehandicapte zusje heeft vergrepen. Uit de namens [benadeelde partij2] door de ouders opgestelde verklaring blijkt hoezeer verdachte het in hem gestelde vertrouwen heeft beschaamd. Ze beschrijven dat [benadeelde partij2] zich door haar beperking niet kan uiten, maar dat ze door kleine signalen kunnen zien wat het misbruik met haar gedaan heeft. Zo kijkt [benadeelde partij2] naar huizen die te koop staan omdat ze wil verhuizen, wil ze geen contact meer met andere mannen in de buurt en wil zij voor altijd thuis bij haar ouders blijven wonen.
Voorts is gebleken dat verdachte ook ander kinderpornografisch materiaal heeft verspreid en/of vervaardigd en/of in bezit gehad. Het in bezit hebben van dergelijke afbeeldingen is een zeer ernstig misdrijf. Bij het vervaardigen van kinderporno wordt op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de betrokken kinderen. Vaak zeer jonge kinderen worden door volwassenen gedwongen om zeer vergaande seksuele handelingen uit te voeren of te ondergaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk seksueel misbruik kan leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade voor de slachtoffers. Kinderen dienen hiertegen te allen tijde te worden beschermd. Verdachte heeft door aldus te handelen bijgedragen aan het in stand houden van de wereldwijde, zeer kwalijke en schadelijke kinderporno-industrie.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 17 augustus 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is ter zake van strafbare feiten.
Ter terechtzittingen van het hof is door en namens verdachte naar voren gebracht dat onderhavige zaak ook voor hem gevolgen heeft gehad. Zo is hij inmiddels gescheiden van zijn toenmalige vrouw, ziet hij zijn kinderen niet, heeft hij zijn huis moeten verkopen en zal hij straks opnieuw moeten beginnen. De verdediging heeft verzocht hiermee bij de strafoplegging rekening te houden en te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Aan dit laatste verzoek zal het hof niet voldoen. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten komt naar het oordeel van het hof geen andere straf in aanmerking dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van langere duur dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Bij de bepaling van de strafmaat neemt het hof wel in aanmerking de conclusies van de hiervoor genoemde gedragsdeskundigen voor zover die inhouden dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte in licht verminderde mate moeten worden toegerekend. Conform de vordering van de advocaat-generaal zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, opgelegd worden.
Oplegging maatregel
De advocaat-generaal heeft naast voornoemde gevangenisstraf tevens de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden gevorderd.
Het hof zal hierna beoordelen of deze maatregel zal worden opgelegd.
Het dossier bevat een aantal rapportages omtrent de persoon van verdachte. De meeste van de persoonsrapportages zijn ouder dan een jaar. Het hof kan desondanks in dit kader acht slaan op deze rapportages nu zowel de verdediging als de advocaat-generaal bij herhaling ter terechtzitting van het hof daarvoor toestemming heeft gegeven.
Het hof dient te toetsen of aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht genoemde vereisten voor het opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan.
Op grond van het eerder aangehaalde Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek d.d. 6 juni 2014 en het Pro Justitia Psychologisch onderzoek d.d. 14 juni 2013 is aannemelijk geworden dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis der geestvermogens, te weten pedofilie, en dat deze stoornis ook bestond ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
Er is ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten sprake van delicten zoals bedoeld in artikel 37a, lid 1, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
De volgende vraag die beantwoord dient te worden is of er sprake is van zodanig recidivegevaar dat die de oplegging van de maatregel eist, in die zin dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Van Os relateert dat sprake is van een grote kans op recidive op basis van seksuele factoren. Zonder begeleiding blijven de risicofactoren die van belang zijn bij deze delicten onveranderd. Op de lange termijn kan verdachte bij stressvolle omstandigheden en bij inflatie van zijn gevoel van eigenwaarde weer een situatie ensceneren waarin hij – in zijn beleving – wordt uitgenodigd om zijn seksuele tendensen te volgen, aldus Van Os.
Uit zowel de genoemde deskundigenrapportages als de reclasseringsrapporten blijkt dat verdachte zonder begeleiding en behandeling recidivegevaarlijk is en blijft; de risicofactoren die van belang zijn in de delicten blijven dan onveranderd.
De deskundigen relateren dat op basis van de veronderstelde pedofilie en verdachtes grotendeels ontkennende houding ten opzichte van de bewezenverklaarde feiten een intensief behandeltraject binnen een stevig justitieel kader nodig is om het aanwezige recidiverisico op soortgelijke feiten te reduceren tot een aanvaardbaar niveau. Klumpenaar stelt dat naast behandeling controle van groot belang is. Daarbij wordt gedoeld op het monitoren van de contacten die verdachte onderhoudt met kinderen c.q. ouders met kinderen. Beide deskundigen adviseren de oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden.
Ook de reclassering adviseert in de rapporten d.d. 14 november 2014 en 18 augustus 2015 tot de oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden. Zij geeft in de rapporten de door haar geadviseerde voorwaarden betreffende verdachtes gedrag weer. Die omvatten onder andere een dagbehandeling voor zedendelinquenten bij forensische poli- en dagkliniek [naam] . De reclassering schrijft dat verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om te starten met deze behandeling en dat hij heeft toegezegd bereid te zijn zich ook aan de overige geadviseerde voorwaarden te zullen houden. Ter terechtzitting van het hof d.d. 14 september 2015 heeft verdachte dit standpunt herhaald.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting d.d. 14 september 2015 gevorderd een - naast de door de reclassering geformuleerde - aanvullende voorwaarde op te leggen, te weten een contact- en locatieverbod. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich ook aan deze voorwaarde te houden.
Het hof stelt gelet op het voorgaande vast dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling eist. Het hof zal – conform de vordering van de advocaat-generaal - deze maatregel met daaraan verbonden de in artikel 38, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht genoemde algemene voorwaarde en de voorwaarden het gedrag betreffende zoals geformuleerd door de reclassering, onder aanvulling van de door de advocaat-generaal geformuleerde voorwaarde, naast eerdergenoemde gevangenisstraf, aan verdachte opleggen. Evenals door de advocaat-generaal is gevorderd, beveelt het hof dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Tot slot overweegt het hof dat de terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 56.018,43. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.370,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering bestaat uit de navolgende kostenposten:
Materiële schade
1. Reiskosten ad € 850,--
De post bestaat uit de gereisde kilometers naar – samengevat – medische instanties (totaal 1174 km), het politiebureau (totaal 36 km), het wegbrengen naar schoolexamen/bijles examen/rekentoets (totaal 229 km) en het opnemen van de Slachtofferverklaring bij het openbaar ministerie (totaal 11 km).
Daarnaast bestaat deze post uit de toekomstige schade van een extra bezoek aan Dronten van 70 km per keer en gemiddeld één keer per maand gedurende 2 jaar, komende op een totaal van (24 maanden x 70 km) 1.680 km.
Tot slot wordt de toekomstige schade van ‘onvoorziene kilometers’ van ongeveer 400 km gevraagd.
Voor de kilometervergoeding is een bedrag van € 0,24 gehanteerd.
2. Eigen bijdrage ziektekosten (acupunctuur) ad € 144,--
3. Eigen bijdrage 2013-2015 ad € 1.080,--
4. Overige medicatie ad € 7.65
Dit betreft de declaratie van de aanschaf van ‘VSM Kindival’.
5. Intake maatschap Koppen ad € 120,--
6. Studievertraging ad € 15.793,--
7. Kosten rechtsbijstand ad € 3.023,78
Immateriële schadead € 35.000,--
Uit het onderzoek ter terechtzittingen is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 15.678,48. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt, dan wel moet worden vastgesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof overweegt ter zake van de afzonderlijke kostenposten als volgt.
Reiskosten
De gereisde kilometers naar het politiebureau en het opnemen van de Slachtofferverklaring bij het openbaar ministerie zijn naar het oordeel van het hof aan te merken als rechtstreekse schade, dit is voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. De schade is door de verdediging niet, althans onvoldoende betwist.
Hetzelfde geldt voor de toekomstige extra bezoeken aan Dronten. Het hof begrijpt uit de onderbouwende stukken dat dit de Traumahulp betreft. Dit betreft toekomstige schade. Het hof kan toekomstige doorlopende schade schatten. Het door de benadeelde partij gevorderde aantal kilometers acht het hof niet onredelijk en dit onderdeel wordt daarop door het hof geschat. Ook deze gereisde kilometers komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
Het hof zal bij de berekening van de kilometervergoeding het in de vordering genoemde bedrag van € 0,24 hanteren. Deze kostenpost wordt daarmee gesteld op een totaal van (36 + 11 + 1.680 km x € 0,24 =) € 414,48.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom ten aanzien van deze kostenpost in zoverre in haar vordering niet worden ontvangen.
Eigen bijdrage ziektekosten (acupunctuur)
Ten aanzien van deze kostenpost is tevens voldoende vast komen te staan dat dit rechtstreekse schade betreft en dat deze voldoende onderbouwd is. De schade is door de verdediging niet, althans onvoldoende betwist. Deze komt volledig voor vergoeding in aanmerking. De kostenpost wordt gesteld op € 144,--.
Eigen bijdrage 2013-2015
Ook dit betreft toekomstige schade. Echter in dit geval is het maken van een schatting niet eenvoudig nu de kosten afhangen van teveel factoren, bijvoorbeeld de poliskeuze. Gelet hierop levert de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding op en kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering voor deze kostenpost niet worden ontvangen en kan zij deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Overige medicatie
Onvoldoende gebleken is dat de in deze kostenpost gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in zoverre in haar vordering niet worden ontvangen.
Intake maatschap Koppen
Voldoende vast is komen te staan dat dit rechtstreekse schade betreft en dat dit voldoende onderbouwd is. De schade is door de verdediging niet, althans onvoldoende betwist. Dit komt volledig voor vergoeding in aanmerking en wordt gesteld op € 120,--.
Studievertraging
Behandeling van de vordering ten aanzien van deze kostenpost levert naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans niet voor deze kostenpost in haar vordering worden ontvangen en kan zij deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Het hof stelt deze kostenpost vast op een bedrag van € 15.000,--. Het gevraagde bedrag is gematigd nu deze schade tevens ziet op de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten en het hof verdachte daarvan heeft vrijgesproken. De benadeelde partij kan voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Kosten rechtsbijstand
Deze kosten komen niet als onderdeel van de vordering benadeelde partij voor vergoeding in aanmerking, maar als kosten van het geding. Verdachte wordt verwezen in deze door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 3.023,78.
De verdediging heeft deze kosten betwist. Volgens haar betreft het onderbouwende stuk slechts een pro forma-declaratie en bevat deze niet de daadwerkelijke in rekening gebrachte kosten, is er dubbel gedeclareerd en betreffen het geen noodzakelijke kosten nu rechtsbijstand niet verplicht is.
Het hof overweegt hieromtrent dat volgens vaste jurisprudentie de vaststelling van proceskosten geen motivering behoeft. Om deze reden behoeft hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen nadere bespreking.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 38.269,68. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 11.008,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering bestaat uit de navolgende kostenposten:
Materiële schade
1. Reiskosten ad € 2.000,--
De post bestaat uit de gereisde kilometers naar – samengevat – medische instanties (totaal 248 km), het verhoor in Nijverdal, het verhoor van [naam] en het verhoor van beide ouders (totaal 83 km), het opnemen van de Slachtofferverklaring bij het openbaar ministerie (totaal 11 km) en het bezoeken van de advocaat (totaal 64 km).
Daarnaast bestaat deze post uit de (deels) toekomstige schade van de gereisde kilometers naar Traumahulp Dronten ad 77 km waar [benadeelde partij2] naar verwachting voor 96 sessies naartoe zou moeten (totaal 7392 km).
Tot slot wordt de toekomstige schade van ‘onvoorziene kilometers’ van 500 km gevraagd.
Voor de kilometervergoeding is een bedrag van € 0,24 gehanteerd.
2. Eigen bijdrage traumahulp ad € 6.144,--
3. Telefoon/portokosten ouders ad € 75,--
4. Tweede auto (verzekering en wegenbelasting, voorstel 5 jaar) ad € 2.881,40
5. Kosten rechtsbijstand ad € 2.169,28
Immateriële schadead € 25.000,--
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 primair en 6 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 22.956,--. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Het hof overweegt ter zake van de afzonderlijke kostenposten als volgt.
Reiskosten
De gereisde kilometers naar het verhoor in Nijverdal, het verhoor van [naam] , het verhoor van de ouders, het opnemen van de Slachtofferverklaring bij het openbaar ministerie en de bezoeken aan de advocaat zijn naar het oordeel van het hof aan te merken als rechtstreekse schade, dit is voldoende onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. Deze onderdelen van de kostenpost zijn door de verdediging niet, althans onvoldoende betwist.
Ook de (deels) toekomstige gereisde/te reizen kilometers naar de sessies van de Traumahulp te Dronten zijn aan te merken als rechtstreekse schade. Dit is voldoende onderbouwd en komt naar het oordeel van het hof voor vergoeding in aanmerking. Dit betreft toekomstige schade. Het hof kan toekomstige doorlopende schade schatten. Het door de benadeelde partij gevorderde aantal kilometers acht het hof niet onredelijk en dit onderdeel wordt daarop door het hof geschat.
De verdediging heeft dit onderdeel van de vordering betwist. Aangevoerd is dat er op kortere afstand hulp gezocht had kunnen worden en dat daardoor lagere kosten gemaakt zouden zijn/worden, het voorschot is mee berekend terwijl dat geen schade betreft en er zijn geen bonnen van de brandstof overgelegd.
Het hof overweegt hieromtrent dat het voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding voldoende is dat feiten worden gesteld en komen vast te staan waaruit in het algemeen het geleden zijn van schade kan worden afgeleid. Alsdan staat het de rechter vrij om, mede in aanmerking genomen de aard van de schade, zonder nader bewijs aannemelijk te achten dat schade is geleden en de omvang hiervan vervolgens te schatten. Gelet hierop behoeft hetgeen is aangevoerd geen nadere bespreking.
Het hof zal bij de berekening van de kilometervergoeding het in de vordering genoemde bedrag van € 0,24 hanteren. Deze kostenpost wordt daarmee gesteld op (83 + 11 + 64 + 7392 km x € 0,24 =) € 1.812,--.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom ten aanzien van deze kostenpost in zoverre in haar vordering niet worden ontvangen.
Eigen bijdrage traumahulp
Ten aanzien van deze kostenpost is tevens voldoende vast komen te staan dat dit rechtstreekse schade betreft en dat dit voldoende onderbouwd is. Dit komt volledig voor vergoeding in aanmerking. De kostenpost wordt gesteld op € 6.144,--.
De verdediging heeft deze kosten betwist. Aangevoerd is dat het niet zeker is dat er 96 sessies voor [benadeelde partij2] zullen volgen, het betreft derhalve geen daadwerkelijke schade.
Ook hier geldt, zoals het hof reeds overwogen heeft, dat het hof (deels) toekomstige doorlopende schade kan schatten. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag acht het hof niet onredelijk en de schade wordt daarom daarop door het hof geschat.
Telefoon/portokosten ouders
Deze kostenpost acht het hof onvoldoende onderbouwd waardoor onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom ten aanzien van deze kostenpost in haar vordering niet worden ontvangen.
Tweede auto (verzekering en wegenbelasting, voorstel 5 jaar)
Onvoldoende gebleken is dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom ten aanzien van deze kostenpost in haar vordering niet worden ontvangen.
Immateriële schade
Anders dan de verdediging heeft gesteld acht het hof het mogelijk een schatting van dit bedrag te maken. Het hof schat deze kostenpost op een bedrag van € 15.000,--. Voor het overige kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen.
Kosten rechtsbijstand
Deze kosten komen niet als onderdeel van de vordering benadeelde partij voor vergoeding in aanmerking, maar als kosten van het geding. Verdachte wordt verwezen in deze door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 2.169,28.
De verdediging heeft deze kosten betwist. Volgens hen betreft het onderbouwende stuk slechts een pro forma-declaratie en bevat deze niet de daadwerkelijke in rekening gebrachte kosten, is er dubbel gedeclareerd en betreffen het geen noodzakelijke kosten nu rechtsbijstand niet verplicht is.
Het hof overweegt hieromtrent dat volgens vaste jurisprudentie de vaststelling van proceskosten geen motivering behoeft. Om deze reden behoeft hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen nadere bespreking.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38e, 57, 240b, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 5 primair, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 5 primair, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, onder de navolgende voorwaarden:
* Verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
* Verdachte stelt zich onder toezicht van de reclassering en zal zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling aan hem te geven;
* Verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
* Verdachte zal medewerking verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van TBS gestelden;
* Verdachte zal zich niet buiten de Nederlandse landgrenzen begeven;
* Verdachte werkt mee aan het behandelaanbod van forensische poli- en dagkliniek [naam] , te weten de dagbehandeling voor zedendelinquenten;
* Verdachte onderhoudt contact met de reclassering en verschaft zicht op de voortgang van zijn behandeling. Hij houdt zich aan aanwijzingen, welke gaandeweg de behandeling geformuleerd zullen worden, te geven door of namens de reclassering. De reclassering zal contact onderhouden met zowel de behandelaars als met verdachte;
* Verdachte zal zowel zijn behandelaars als de reclassering volledig inzicht geven in de contacten die hij onderhoudt en houdt zich aan de te maken afspraken. Zo ook de contacten rondom minderjarigen;
* Verdachte houdt zich aan de afspraken, die hij met de reclassering maakt, met betrekking tot contact met zijn kinderen;
* Verdachte gaat wonen op het adres: [adres] , [plaats] en verandert alleen van adres in samenspraak en met toestemming van de reclassering;
* Verdachte werkt mee aan computercontroles en/of andere gegevensdragers indien de reclassering dit geïndiceerd acht;
* Verdachte geeft inzage in zijn financiën en accepteert begeleiding indien geïndiceerd;
* Verdachte is verboden om op welke wijze dan ook rechtstreeks of via anderen contact te hebben of te zoeken of te trachten te zoeken met [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of hun ouders, als ook om zich in hun straat ( [adres] te [gemeente] ) en in een straal van 200 meter daarom heen te begeven/te bevinden.
Geeft de reclassering opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden
hulp en steunte verlenen.

Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het onder 1, 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 15.678,48 (vijftienduizend zeshonderdachtenzeventig euro en achtenveertig cent) bestaande uit € 678,48 (zeshonderdachtenzeventig euro en achtenveertig cent) materiële schade en € 15.000,-- (vijftienduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 3.023,78 (drieduizend drieëntwintig euro en achtenzeventig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het onder 1, 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 15.678,48 (vijftienduizend zeshonderdachtenzeventig euro en achtenveertig cent) bestaande uit € 678,48 (zeshonderdachtenzeventig euro en achtenveertig cent) materiële schade en € 15.000,-- (vijftienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
113 (honderddertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij2] ter zake van het onder 5 primair, 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 22.956,-- (tweeëntwintigduizend negenhonderdzesenvijftig euro) bestaande uit € 7.956,-- (zevenduizend negenhonderdzesenvijftig euro) materiële schade en € 15.000,-- (vijftienduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 2.169,28 (tweeduizend honderdnegenenzestig euro en achtentwintig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij2] , ter zake van het onder 5 primair, 6 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 22.956,-- (tweeëntwintigduizend negenhonderdzesenvijftig euro) bestaande uit € 7.956,-- (zevenduizend negenhonderdzesenvijftig euro) materiële schade en € 15.000,-- (vijftienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
149 (honderdnegenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,
en op 28 september 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.