ECLI:NL:GHARL:2015:7231

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
WAHV 200.144.837
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie voor parkeren op camperplaats

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het parkeren van een voertuig op een parkeergelegenheid voor campers, terwijl het voertuig volgens de registratie bij de RDW als bedrijfswagen was aangemerkt. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond had verklaard. De advocaat-generaal stelde in het verweerschrift dat de beslissing van de kantonrechter vernietigd moest worden, omdat het beroep niet tijdig was ingesteld. Het hof oordeelde echter dat de kantonrechter het beroep ontvankelijk had moeten achten, gezien de argumenten van de betrokkene.

De betrokkene voerde aan dat haar voertuig, hoewel geregistreerd als bedrijfswagen, wel degelijk als camper kon worden beschouwd, omdat het voertuig was ingericht voor kamperen. Het hof overwoog dat het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) geen definitie van een camper of kampeerwagen bevat, terwijl de Regeling voertuigen wel een dergelijke definitie geeft. Het hof concludeerde dat de registratie van het voertuig bij de RDW niet bepalend kon zijn voor de uitleg van het RVV 1990, gezien het verschil in strekking tussen beide regelingen.

Uiteindelijk vernietigde het hof de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond. De opgelegde administratieve sanctie werd vernietigd, en de betrokkene kreeg de zekerheid die zij had gesteld, terugbetaald. Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.144.837
25 september 2015
CJIB 163663935
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 20 februari 2013 (het hof leest: 2014)
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
2. De advocaat-generaal heeft in het verweerschrift het standpunt ingenomen dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het beroep niet tijdig is ingesteld. Het hof volgt de advocaat-generaal hierin niet. De kantonrechter heeft, gelet op hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd, aanleiding gezien het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ontvankelijk te achten. Het hof ziet onvoldoende grond om ambtshalve tot een ander oordeel te komen.
3. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 85,- opgelegd ter zake van “parkeren op een parkeergelegenheid terwijl het voertuig niet tot de aangegeven categorie of groep voertuigen behoort”, welke gedraging zou zijn verricht op 6 juli 2012 om 11:55 uur op de Houtwal te Zutphen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
4. De betrokkene is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. De betrokkene is van mening -naar het hof begrijpt- dat de verkeersregels afhankelijk zijn van de inrichting van een voertuig en niet zoals de kantonrechter heeft geoordeeld afhankelijk van hoe het voertuig is gekeurd en hoe het kenteken is geregistreerd. De betrokkene stelt dat haar voertuig, een bedrijfsauto, wel een camper kan zijn en als zodanig ingericht, daarvoor hoef je niet naar de RDW. Daarnaast voert de betrokkene aan dat zij op een camperplaats heeft geparkeerd omdat het voertuig 6,5 meter lang is. Op een gewone parkeerplaats zou het voertuig overlast veroorzaken omdat het dan zou uitsteken. Tot slot voert de betrokkene aan dat zij overal, in elk land buiten Nederland, moet parkeren op een camperplaats. De betrokkene meent dat deze regels voor Europa hetzelfde zijn.
5. De onder 3. genoemde gedraging is een overtreding van artikel 24, eerste lid 1 sub d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit artikel houdt in, voor zover van belang: "De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren: (…)
d. op een parkeergelegenheid:
1°. voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen (…)".
6. In de Nota van toelichting horend bij de invoering van artikel 24 eerste lid, onder d, sub 1, (Staatsblad 2001, 329 p. 8 en 9) is opgemerkt : "Uit een oogpunt van handhaving en duidelijkheid voor de weggebruiker zal de wegbeheerder er voor moeten zorgen dat slechts uiterlijk herkenbare groepen voertuigen worden aangegeven".
7. Door de betrokkene wordt niet betwist dat zij met haar voertuig op een camperplaats heeft geparkeerd. De betrokkene is van mening dat haar voertuig als behorend tot op het onderbord aangegeven categorie of groep van campers moet worden beschouwd.
8. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens: alleen voor campers. (…)
Navraag info niet als camper ingericht. Het voertuig ongeveer vijf minuten zien staan op een parkeergelegenheid voor campers, terwijl het voertuig niet behoorde tot de aangegeven categorie. Bord E8 was duidelijk zichtbaar, pijl onderbord wees richting het voertuig. Geen laad- en/of losactiviteiten waargenomen.”
9. De advocaat-generaal heeft in het door de betrokkene gevoerde verweer aanleiding gezien om aanvullend proces-verbaal op te vragen. Bij proces-verbaal d.d. 27 juni 2014 heeft de verbalisant een aanvullende verklaring afgelegd. Daarbij zijn foto's van de gedraging gevoegd. Op de foto's is te zien dat een voertuig met kenteken [kenteken] staat geparkeerd op een camperplaats. In het aanvullende proces-verbaal verklaart de verbalisant: "(…) Ik heb telefonisch contact gehad met de meldkamer waar we de kenteken bevraging doen. Ik hoorde dat de persoon tegen mij zei dat het voertuig geregistreerd stond als bedrijfsvoertuig. Ik had nog controle bij de RDW gedaan en hier stond ook dat het voertuig niet ingericht is als camper, maar als bedrijfsvoertuig staat geregistreerd. Dus behoort het voertuig niet tot de categorie waar het voertuig geparkeerd stond".
Daarnaast is door de verbalisant een overzicht van de RDW overgelegd waaruit blijkt dat de inrichting van het voertuig van de betrokkene staat geregistreerd als 'gesloten opbouw'.
10. Het hof stelt vast dat de verbalisant, voor het antwoord op de vraag of het voertuig van de betrokkene behoort tot de op het onderbord aangegeven categorie of groep van campers (kampeerwagens), de registratie van het voertuig bij de RDW bepalend acht.
11. In het RVV 1990 is geen definitie gegeven van een camper of kampeerwagen zodat op grond daarvan niet kan worden vastgesteld wanneer een voertuig tot die categorie of groep voertuigen behoort.
12. In de Regeling voertuigen is wel een definitie van kampeerwagen gegeven. Op grond van de Regeling voertuigen wordt een voertuig als kampeerwagen aangemerkt indien dat voertuig: "voorzien is van een woongedeelte met ten minste de volgende uitrusting die vast in het woongedeelte bevestigd is:
1°. tafel, die eventueel eenvoudig te verwijderen is;
2°. stoelen;
3°. slaapgelegenheid, eventueel door de stoelen om te vormen;
4°. kookvoorzieningen, en
5°. opbergmogelijkheden;
in ieder geval wordt als kampeerwagen aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M met subcategorie SA en een voertuig dat geregistreerd is als kampeerwagen".
13. De Regeling voertuigen strekt ter uitvoering van hoofdstuk III en VI van de WVW 1994. Daarbij gaat het om de toelating en goedkeuring van voertuigen en om de rijvaardigheid en de rijbevoegdheid. Het RVV 1990 daarentegen is gebaseerd op de artikelen 2 en 12, eerste en derde lid, van de WVW 1994 en geeft regels ten aanzien van verkeersregels en verkeerstekens.
14. Gelet op het verschil in strekking tussen beide regelingen is het hof van oordeel dat de definitie van kampeerwagen in de Regeling voertuigen en de registratie van een voertuig op basis van deze regeling door de RDW, niet bepalend kan zijn voor de uitleg van het gestelde bij of krachtens het RVV 1990 bepaalde.
15. Dit brengt mee dat de sanctie niet in stand kan blijven. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie vernietigen en de inleidende beschikking vernietigen.
16. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt de
beslissing van de officier van justitie;
vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 163663935 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.