Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
[belanghebbende 2],
1.Het geding in eerste aanleg
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 juni 2015;
- het verweerschrift in hoger beroep tevens incidenteel hoger beroep van de moeder met één productie, ingekomen op 15 juli 2015;
- het verweerschrift in hoger beroep met bijlagen van de GI met producties, ingekomen op 15 juli 2015;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep van de vader, ingekomen op 29 juli 2015;
- een journaalbericht van mr. Altena van 17 juli 2015 met bijlagen, ingekomen op 20 juli 2015;
- een journaalbericht van mr. Bruls-van Strien van 30 juli 2015 met één bijlage, ingekomen op die datum.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
- gedurende een periode van twee weken tweemaal per week telefonisch contact heeft met [het kind] en tweemaal fysiek contact onder begeleiding van de gezinsvoogd;
- gedurende een opvolgende periode van twee weken ieder weekend een dag op zaterdag of zondag vanaf 10.00 uur tot 15.00 uur contact heeft met [het kind];
- gedurende de daaropvolgende maand twee weekenden contact heeft met [het kind] vanaf vrijdag na schooltijd tot zondag 17.00 uur;
- de daaropvolgende maand (derde maand), (naar het hof begrijpt:) eenmaal per twee weken in het weekend contact heeft met [het kind] van vrijdag na schooltijd tot maandag vóór schooltijd, met voortzetting van deze regeling totdat in rechte anders is beslist.
5.De motivering van de beslissing
"
Geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1. van de Jeugdwet uitgezonderd, kunnen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder, de gecertificeerde instelling, degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, of de zorgaanbieder of de aanbieder van de jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, waar de minderjarige is geplaatst, een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen."
Deze situatie doet zich hier voor. [het kind] is twaalf jaar en heeft duidelijk verklaard dat hij geen contact wil met de vader. Voorts zijn de contacten tussen [het kind] en de vader die hebben plaatsgevonden geobserveerd door gedragsdeskundigen, waaraan de hiervoor in rechtsoverweging 5.5 vermelde conclusies zijn verbonden. Onder deze omstandigheden acht het hof het in het belang van [het kind] dat de regie van de zorgregeling wordt overgelaten aan de GI. Het verzoek van de vader om te bepalen dat de GI uitvoering dient te geven aan de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 8 juli 2014, met inachtneming van de door de vader in hoger beroep verzochte opbouw van de zorgregeling, dient dan ook te worden afgewezen. In zoverre faalt grief 2 van de vader.
6.De slotsom
7.De beslissing
zelfstandig verzoek de GI op te dragen uitvoering te geven aan de beschikking van 8 juli 2014 op de door de vader voorgestane wijze, en in zoverre opnieuw beschikkende: