In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2010 werd opgelegd. De belastingaanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.491 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.218, met een daarbij behorende revisierente van € 10.483. Belanghebbende had in 2010 een lijfrenteverzekering bij [A] afgekocht, waarvan de ingangsdatum 1 december 1990 was. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag opgelegd met inachtneming van de afkoopwaarde van de lijfrenteverzekering, die € 52.419 bedroeg. Belanghebbende was het niet eens met de hoogte van de revisierente en stelde dat deze ten onrechte was vastgesteld, mede vanwege zijn psychische toestand ten tijde van de afkoop.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de wettelijke bepalingen omtrent de revisierente niet de mogelijkheid bieden om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en het hof heeft deze uitspraak bevestigd. Het hof concludeert dat de revisierente terecht is vastgesteld op 20% van de afkoopwaarde, en dat er geen termen zijn voor matiging op basis van coulance. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.