ECLI:NL:GHARL:2015:6773

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
21-005858-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Gelderland inzake zware mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 6 oktober 2014. De verdachte is beschuldigd van zware mishandeling van een vrouw in Winterswijk op 22 april 2014. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij het vonnis van de rechtbank is vernietigd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, wat resulteerde in kneuzingen en fracturen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende wettig bewijs is voor de subsidiaire tenlastelegging van zware mishandeling, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot moord. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden een zwaardere straf rechtvaardigen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft een blanco justitiële documentatie in Nederland, maar wel eerdere veroordelingen in Polen. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding heeft geëist voor de opgelopen letsels.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005858-14
Uitspraak d.d.: 15 september 2015
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 6 oktober 2014 met parketnummer 05-720097-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1978] ,
thans verblijvende in [PI verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.H. Stam, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het zal daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 22 april 2014 te Winterswijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) een arm
om de keel van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of (daarbij/vervolgens) de keel
van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt (gehouden)/een verwurging bij die [slachtoffer]
heeft aangelegd en/of (met zijn andere hand) (met kracht) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt (waardoor de luchttoevoer werd afgesneden, althans
(ernstig) werd bemoeilijkt) en/of (met kracht) die [slachtoffer] tegen/aan het
lichaam heeft geduwd en/of getrokken waardoor/waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, (met (grove) kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam
heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
subsidiair:hij op of omstreeks 22 april 2014 te Winterswijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer kneuzingen
en/of fracturen jukbeen en/of oogkas), heeft toegebracht, door opzettelijk
(met kracht) een arm om de keel van die [slachtoffer] te slaan en/of
(daarbij/vervolgens) de keel van die [slachtoffer] dicht te drukken/een verwurging
bij die [slachtoffer] aan te leggen en/of (met zijn andere hand) (met kracht) op de
mond van die [slachtoffer] te drukken (waardoor de luchttoevoer werd afgesneden, althans (ernstig) werd bemoeilijkt) en/of (met kracht) die [slachtoffer] tegen/aan
het lichaam te duwen en/of te trekken waardoor/waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, (met (grove) kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam
te stompen/te slaan;
meer subsidiair:hij op of omstreeks 22 april 2014 te Winterswijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet (met kracht) een arm om de keel van die [slachtoffer] heeft geslagen
en/of (daarbij/vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt (gehouden)/een verwurging bij die [slachtoffer] heeft aangelegd en/of (met zijn
andere hand) (met kracht) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt (waardoor
de luchttoevoer werd afgesneden, althans (ernstig) werd bemoeilijkt) en/of
(met kracht) die [slachtoffer] tegen/aan het lichaam heeft geduwd en/of getrokken waardoor/waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, (met (grove) kracht) meermalen, althans eenmaal,
tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof staat namelijk niet vast dat verdachtes opzet was gericht op het om het leven brengen van het slachtoffer door haar keel dicht te drukken dan wel haar te verwurgen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat er op zichzelf geen reden is om aan de juistheid en betrouwbaarheid van hetgeen aangeefster heeft verklaard over de verwurgingshandelingen door verdachte te twijfelen, doch bij gebreke van bevindingen over de intensiteit waarmee deze handelingen hebben plaatsgehad, kan het hof niet tot het oordeel komen dat verdachte door zo te handelen aangeefster heeft getracht te doden.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van – kort gezegd – zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten eerste op het standpunt dat de herkenning van verdachte door het slachtoffer niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, zodat deze niet voor het bewijs kan worden gebruikt. De raadsman wijst erop dat de herkenning heeft plaatsgevonden in het ziekenhuis op een mobiele telefoon, zonder dat er sprake was een Osloconfrontatie. Voorts wijst de raadsman erop dat er bij de herkenning sprake kan zijn geweest van beïnvloeding, nu het slachtoffer het beeld van verdachte al had gezien, alvorens zij een leesbril had opgezet om het beeld nogmaals te bekijken.
De raadsman stelt zich daarnaast op het standpunt dat er sprake is of kan zijn van contaminatie van DNA-sporen. De raadsman wijst erop dat het forensisch onderzoek naar de aangetroffen bloedsporen op de kleding van verdachte op een ondeugdelijke wijze heeft plaatsgevonden. Dit zou met zich meebrengen dat niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat het forensisch onderzoek naar de DNA-sporen van verdachte geheel gescheiden heeft plaatsgevonden van het onderzoek naar DNA-sporen van het slachtoffer en de sporen op de plaats delict.
Beoordeling door het hof
Het hof komt tot de conclusie dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit te komen. Dat verdachte de dader is van de zware mishandeling van [slachtoffer] leidt het hof in het bijzonder uit het volgende af.
Op 22 april 2014 kwam bij de politie een melding binnen van een ernstige mishandeling op de [adres] te Winterswijk. De politie trof het slachtoffer, de latere aangeefster [slachtoffer] , gewond aan. De verdachte zou nog in de omgeving zijn. Het zou om een Poolse man gaan. Korte tijd na het incident heeft de politie een Poolse man, verdachte, aangehouden in de directe nabijheid van de woning van het slachtoffer.
Het slachtoffer heeft aangifte gedaan bij de politie, in welke aangifte zij heeft verklaard door een onbekende, waarschijnlijk Poolse, man te zijn aangevallen.
Verdachte is door het slachtoffer herkend als de man die haar heeft aangevallen.
Op de kleding van verdachte zijn bloedsporen aangetroffen. Monsters van deze bloedsporen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek. Een van de monsters bevatte DNA van het slachtoffer, een ander monster een DNA-mengprofiel van het slachtoffer en verdachte. De matchkans van deze profielen is kleiner dan 1 op één miljard respectievelijk circa één op 800 miljoen.
Verwerping van gevoerde verweren
Verdachte heeft gesteld, kort gezegd, dat hij de middag van het feit een ontmoeting heeft gehad met [getuige] en dat [getuige] bloed aan zijn handen moet hebben gehad, naar het hof begrijpt, bloed van [slachtoffer] . Bij gelegenheid van hun ontmoeting heeft verdachte [getuige] de hand geschud en nadien is het bloed van de hand van verdachte op de kleding van verdachte terecht gekomen.
Deze verklaring voor het aantreffen van het bloed van het slachtoffer op de kleding van verdachte vindt het hof niet geloofwaardig. Immers, de ontmoeting tussen getuige [getuige] en verdachte heeft, zoals ook valt af te leiden uit de verklaring die [getuige] als getuige heeft afgelegd, plaatsgevonden
voorafgaandaan het tijdstip dat het slachtoffer is mishandeld.
Ten aanzien van het verweer met betrekking tot de herkenning van verdachte door het slachtoffer overweegt het hof als volgt. Kort na het incident is het slachtoffer in het ziekenhuis bezocht door twee verbalisanten die haar een foto hebben getoond op een mobiele telefoon. Op de foto was een man te zien die door de politie kort na het incident in de nabijheid van de plaats delict is aangehouden. Het slachtoffer heeft bij het zien van de foto direct aangegeven dat zij de man op de foto herkende als de man die haar had aangevallen. Het enkele feit dat het slachtoffer daarna een leesbril van iemand heeft geleend om de foto nogmaals goed te bekijken, doet aan die herkenning niets af. Het slachtoffer heeft voorts verklaard dat zij het beeld goed heeft kunnen zien en eigenlijk geen leesbril nodig had. Naar het oordeel van het hof is de herkenning deugdelijk en kan deze worden gebruikt voor het bewijs. Dat het hier geen Oslo-confrontatie betreft, doet daar niet aan af.
Ten aanzien van het verweer met betrekking tot een mogelijk contaminatie van DNA-materiaal overweegt het hof als volgt. Op grond van het proces-verbaal sporenonderzoek van 22 april 2014, het proces-verbaal sporenonderzoek van 11 september 2014, het NFI-rapport inclusief bijlagen van 17 september 2014, het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 28 januari 2015 en de verklaring van de getuige-deskundige [getuige-deskundige] ter terechtzitting van het hof is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van contaminatie van sporen. De resultaten van dit onderzoek kunnen dus tot het bewijs worden gebezigd en dragen daar in sterke mate aan bij.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:hij opof omstreeks22 april 2014 te Winterswijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer kneuzingen
en/offracturen jukbeen en/ofoogkas), heeft toegebracht, door opzettelijk
(met kracht) een arm om de keel van die [slachtoffer] te slaan en/of
(daarbij/vervolgens) de keel van die [slachtoffer] dicht te drukken/een verwurging
bij die [slachtoffer] aan te leggen en/of (met zijn andere hand) (met kracht) op de
mond van die [slachtoffer] te drukken (waardoor de luchttoevoer werd afgesneden, althans (ernstig) werd bemoeilijkt) en/of (met kracht)die [slachtoffer]tegen/aan
het lichaamte duwen en/ofte trekken waardoor/waarbijdie [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens)terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,(met(grove)kracht)meermalen, althans eenmaal,tegen het hoofd/gezicht en/ofhet lichaam
te stompen/te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wegens het subsidiair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren, waarvan 1 (één) voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie jaren) met aftrek van het voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering benadeelde partij wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank opgelegde straf te hoog is. De raadsman heeft gewezen op de vordering van de officier van justitie, het vastgestelde letsel van het slachtoffer en de inwerking van de detentie op verdachte.
Beoordeling door het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Verdachte is op 22 april 2014 naar de woning van het slachtoffer gegaan in een afgelegen omgeving te Winterswijk. Aldaar heeft hij het slachtoffer, een alleenwonende vrouw op leeftijd, ernstig mishandeld Het slachtoffer heeft ernstig letsel opgelopen, bestaande uit kneuzingen en botbreuken.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij een voor hem onbekende vrouw zo heeft toegetakeld, zonder enige aantoonbare aanleiding. Het slachtoffer ondervindt nog dagelijks de gevolgen van dit incident, zowel fysiek als psychisch. Uit de opstelling van verdachte ter terechtzitting van het hof blijkt dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad. Het Nederlandse uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 4 augustus 2015 is blanco, maar het hof slaat ook acht op de justitiële documentatie van verdachte in Polen. Daaruit blijkt dat verdachte in Polen meermalen is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, onder meer voor bedreiging en diefstal met geweld of bedreiging met geweld.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat uit een oogpunt van vergelding en van algemene preventie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Bij de bepaling van die straf is het hof afgeweken van de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals die zijn vastgesteld voor zware mishandeling, nu deze naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden. Het hof ziet, anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.157,- (€ 657,- materiële schade en € 2.500,- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft haar vordering in hoger beroep gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering benadeelde partij volledig wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
De vordering is in hoger beroep niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.157,00 (drieduizend honderdzevenenvijftig euro) bestaande uit € 657,00 (zeshonderdzevenenvijftig euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.157,00 (drieduizend honderdzevenenvijftig euro) bestaande uit € 657,00 (zeshonderdzevenenvijftig euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
41 (eenenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. R. van den Heuvel en mr. A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.A.M. van der Veen, griffier,
en op 15 september 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 15 september 2015.
Tegenwoordig:
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
advocaat-generaal,
mr. R. Hermans, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.