ECLI:NL:GHARL:2015:6744

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
21-004074-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het nalaten van hulp aan een vrouw in levensgevaar, met bijkomende strafbare feiten zoals het wegmaken van een lijk en het bezit van verdovende middelen en kinderporno

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken, maar het hof kwam tot een veroordeling op basis van artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het nalaten van hulp aan een persoon in levensgevaar. De zaak betreft de dood van een vrouw, genaamd [slachtoffer], die op 16 augustus 2013 overleed na het gebruik van verdovende middelen. De verdachte had haar deze middelen verstrekt en was getuige van haar levensgevaarlijke toestand, maar heeft nagelaten hulp in te schakelen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van het gevaar waarin het slachtoffer verkeerde, maar dat er onvoldoende bewijs was dat hij opzettelijk geweld had toegepast dat tot haar dood leidde.

Naast de veroordeling voor het nalaten van hulp, werd de verdachte ook veroordeeld voor het wegmaken van het lijk van het slachtoffer en het bezit van verdovende middelen en kinderporno. Het hof legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die de begrafeniskosten had gemaakt. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden, en oordeelde dat de verdachte door zijn handelen de nabestaanden in onzekerheid had gelaten over het lot van hun dochter.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004074-14
Uitspraak d.d.: 14 september 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 1 juli 2014 met parketnummer 08-950940-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzonder voorwaarden een meldingsplicht en ambulante behandeling ten aanzien van het verdachte onder 1 meer subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde en de bepaling dat deze voorwaarden bij voorbaat uitvoerbaar zijn. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. V. Wolting, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1
dat verdachte op of omstreeks 16 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van
16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een vrouw, genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] een of meer pil(len)/hoeveelhe(i)d(en) xtc en/of speed/ amfetamine en/althans (vervuilde) verdovend(e) middel(en), in elk geval een of meer voor de gezondheid schadelijke stof(fen)/middel(en) gegeven/toegediend/verstrekt, en/of
- de keel/hals van die [slachtoffer] (langdurig) dicht gedrukt/geduwd gehouden, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in foetushouding in een hoeslaken gepakt/verpakt en/of het lichaam van die [slachtoffer] getaped en/of (daarbij) het gelaat/gezicht getaped, en/of
- terwijl/nadat die [slachtoffer] een of meer sympto(o)m(en) van een zogenaamde bad trip/overdosis vertoonde, nagelaten adequate geneeskundige hulp te bieden en/of in te roepen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in (open/diep) water gegooid/gelegd/achter gelaten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door opzettelijk - die [slachtoffer] een of meer pil(len)/hoeveelhe(i)d(en) xtc en/of speed/ amfetamine en/althans (vervuilde) verdovend(e) middel(en), in elk geval een of meer voor de gezondheid schadelijke stof(fen)/middel(en) te geven/toe te dienen/te verstrekken, en/of
- de keel/hals van die [slachtoffer] (langdurig) dicht gedrukt/geduwd te houden, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in foetushouding in een hoeslaken te pakken/ verpakken en/of het lichaam van die [slachtoffer] te tapen en/of (daarbij) het gelaat/gezicht te tapen, en/of
- terwijl/nadat die [slachtoffer] een of meer sympto(o)m(en) van een zogenaamde bad trip/overdosis vertoonde, na te laten adequate geneeskundige hulp te bieden en/of in te roepen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in (open/diep) water te gooien/leggen/achter te laten, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland roekeloos, althans grovelijk, in elk geval aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een vrouw, genaamd [slachtoffer]
- een of meer pil(len)/hoeveelhe(i)d(en) xtc en/of speed/amfetamine en/althans (vervuilde) verdovend(e) middel(en), in elk geval een of meer voor de gezondheid schadelijke stof(fen)/middel(en) heeft gegeven/ toegediend/verstrekt, en/of
- de keel/hals van die [slachtoffer] (langdurig) heeft dicht gedrukt/geduwd gehouden, en/of
- ( vervolgens) in foetushouding in een hoeslaken heeft gepakt/verpakt en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft getaped en/of (daarbij) het gelaat/gezicht heeft getaped, en/of
- terwijl/nadat die [slachtoffer] een of meer sympto(o)m(en) van een zogenaamde bad trip/overdosis vertoonde, heeft nagelaten adequate geneeskundige hulp te bieden en/of in te roepen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in (open/diep) water heeft gegooid/gelegd/achter gelaten, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden; art 307 lid 2 Wetboek van Strafrecht;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, nog meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 16 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland
toen hij, verdachte, getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een persoon genaamd [slachtoffer] , verkeerde, (telkens) heeft nagelaten om hulp te verlenen of te verschaffen aan die [slachtoffer] , terwijl daarbij voor hem, verdachte redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was,
immers heeft verdachte, toen hij zag en/of bemerkte en/of waarnam dat die [slachtoffer] (in de avond en/of nacht van 16 op 17 augustus 2013)
- ( veel) verdovende middelen/drugs had gebruikt, en/of
- op bed is gaan liggen, en/of
- ( bijzonder) energiek werd en/of zich hevig bewoog, en/of
- een zogenaamde "bad trip" had, en/of
(toen) verdachte vervolgens zag en/of bemerkte en/of waarnam dat die [slachtoffer] :
- plotseling/ineens achterover op het bed klapte, en/of
- stil werd, en/of
- niet reageerde op prikkels en/of aanspreken, en/of
- een klein schuimspoortje uit de mondhoek liet stromen/komen, en/of
- haar pupillen zich verwijden,
vervolgens (in de nacht van 16 op 17 augustus 2013)
* langdurig is gaan lopen/wandelen door de woonkamer/woning, en/of
* is gaan gamen en/of internetten, en/of (op 17 augustus 2013)
* boodschappen is gaan doen, en/of
* naar een verjaardag is gegaan, en/of
* bij terugkomst van die verjaardag die [slachtoffer] in foetushouding in een hoeslaken heeft gepakt/verpakt en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft getaped en/of (daarbij) het gelaat/gezicht heeft getaped, en/of
* die [slachtoffer] in (open/diep) water heeft gegooid/gelegd/achter gelaten,
terwijl de dood voor die hulpbehoevende [slachtoffer] is gevolgd;
(parketnummer 08/95094013)
2:
hij in of omstreeks de nacht van 17 op 18 augustus 2013, althans in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 18 augustus 2013, in de gemeente Zwolle een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [slachtoffer] , heeft verborgen en/of heeft weggevoerd en/of heeft weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers heeft verdachte toen daar het lichaam van die [slachtoffer] in een hoeslaken gepakt/verpakt en/of in getaped en/of (vervolgens) het lichaam naar de Nieuwe Vecht vervoerd en/of in het water van die Nieuwe Vecht gegooid/gelegd/achter gelaten; (parketnummer 08/950940-13)
3:
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 23 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/althans/in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een of meer xtc pil(len), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine, en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed), en/of - (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevatten de heroïne, zijnde MDMA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine en/of heroïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(parketnummer 08/950940-13 * zakendossier 9)
4:
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 23 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 51 foto('s) en/of 63 film(s) en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende één of meer afbeeldingen (te weten een merkloze computer, inbeslagname nummer [nummer] ), (telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk, en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (telkens) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en/of
- het vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en/of - het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong, en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen (met de vinger(s)/hand en/of een voorwerp) en/of de borsten (met de penis en/of de vinger(s)/hand) van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, en/of
- het houden van een (stijve) penis naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, en/of -
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn in niet bij haar/hun leeftijd passende kleding (lingerie), en/of
waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/doen, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden, en/of
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(parketnummer 08/950940-13 * zakendossier 10) art. 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en
1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het hof overweegt evenals de rechtbank:
Ondanks uitgebreid forensisch onderzoek is niet eenduidig komen vast te staan wat de
oorzaak is geweest van het overlijden van [slachtoffer] . In het rapport van The Maastricht
Forensic Institute (TMFI) van 12 mei 2014 is evenwel geconcludeerd dat de bevindingen
sterk wijzen in de richting van een toxicologische oorzaak voor het intreden van de dood van [slachtoffer] , en dat een andere doodsoorzaak, zoals zogeheten positionele verstikking, dan wel samendrukkend geweld op de hals, dan wel verdrinking, niet aanwijsbaar is. Gelet hierop acht het hof niet bewezen dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van door verdachte toegepast geweld.
Uit de stukken valt af te leiden dat verdachte verdovende middelen heeft verschaft aan [slachtoffer] . Voorts zijn er op basis van de stukken geen aanwijzingen dat zij deze niet op vrijwillige basis heeft ingenomen. Verdachte heeft voor zichzelf dezelfde middelen gebruikt.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van het middelengebruik om het leven zou komen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Het hof acht daarom het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.

Overweging met betrekking tot het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.

Onder 1 meer subsidiair is tenlastegelegd dat de dood van [slachtoffer] aan verdachtes
schuld is te wijten. Onder schuld als delictsbestanddeel wordt een min of meer grove of
aanmerkelijke schuld verstaan. Of sprake is van dergelijke schuld in de zin van artikel 307
van het Wetboek van Strafrecht wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de
tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is voorts afhankelijk van het geheel van de
gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden
van het geval.
In de tenlastelegging is onder verschillende gedachtestreepjes weergegeven waarin
verdachtes schuld zou hebben bestaan. Het hof is van oordeel dat er op basis van de stukken (met name het onderzoeksrapport van het TMFI van 12 mei 2014) geen aanwijzingen zijn dat verstikking door het dichtdrukken van de keel, dan wel verdrinking een rol hebben gespeeld bij het overlijden van [slachtoffer] . De meest waarschijnlijke doodsoorzaak is een overdosis aan verdovende middelen. Het verwijt dat verdachte gemaakt wordt, komt er daarom in de kern op neer dat verdachte verdovende middelen (speed en xtc) heeft verschaft aan [slachtoffer] en dat hij, toen zij in een fase kwam te verkeren dat zij met haar hele lichaam ongecontroleerde bewegingen begon te maken, heeft nagelaten tijdig medische hulp in te schakelen, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
Of causaal verband bestaat tussen voornoemd nalaten van verdachte en het overlijden van
[slachtoffer] moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of dat overlijden
redelijkerwijs als gevolg van het nalaten van verdachte aan hem kan worden toegerekend.
Toerekening is redelijk te achten, indien de aan hem verweten gedraging naar haar aard
geschikt was om het gevolg - het overlijden van [slachtoffer] - teweeg te brengen of het gevaar
daarvoor in relevante mate te vergroten.
Het hof overweegt het volgende. Vooropgesteld moet worden dat de verklaring van verdachte over hetgeen zich op 16 augustus 2013 in zijn woning heeft afgespeeld, nagenoeg de enige bron is waaruit kan worden geput. Verdachte heeft daarover - voor zover hier van belang - verklaard dat [slachtoffer] het erg warm kreeg nadat zij vrijwillig meerdere lijntjes speed had gesnoven en een halve xtc-pil had ingenomen, welke middelen hij haar had verschaft.
Enige tijd later begon zij ongecontroleerde bewegingen te maken met haar armen, benen en
romp. Die bewegingen hebben ongeveer een kwartier tot een halfuur aangehouden, waarna
zij achterover sloeg met haar hoofd. Verdachte zag toen vrijwel direct dat de pupillen van
[slachtoffer] zich verwijdden. Verdachte heeft gedurende dit enige tijd aanhoudende proces geen hulpdiensten ingeschakeld en heeft verklaard dat hij, achteraf gezien, te weinig heeft gedaan om [slachtoffer] hulp te bieden. Hij heeft hierover ter terechtzitting andermaal verklaard dat hij “de indruk had dat [slachtoffer] een positieve ervaring beleefde en wilde afwachten tot de drugs uit zouden werken.”
Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat [slachtoffer] het erg warm kreeg voor
verdachte nog geen directe aanleiding hoefde te vormen om hulpdiensten te alarmeren.
Verdachte heeft op deze omstandigheid gereageerd door tegen [slachtoffer] te zeggen op het bed
te gaan liggen, hetgeen in die situatie niet een onlogische reactie was. Het warm krijgen is,
zoals verdachte ook wist, een niet ongebruikelijk verschijnsel bij de inname van verdovende
middelen. Op zichzelf is dat geen reden om (groot) alarm te slaan, nu dit verschijnsel
doorgaans vanzelf over zal gaan. Voorts waren er volgens verdachte geen andere symptomen kenbaar die noopten tot anders handelen dan hij op dat moment heeft gedaan.
Dat werd naar het oordeel van het hof anders op het moment dat [slachtoffer]
ongecontroleerde bewegingen met haar lichaam begon te maken. Vanaf dat moment had
verdachte, in de wetenschap dat [slachtoffer] een forse hoeveelheid verdovende middelen had
gebruikt, kunnen en moeten inzien dat professionele medische hulp geboden was en daarnaar moeten handelen. Verdachte heeft echter ook toen nagelaten hulpdiensten in te schakelen.
Het hof heeft kennis genomen van een rapport van het TMFI van 12juni 2014. In dat
rapport wordt op basis van de verklaringen van verdachte hoogstwaarschijnlijk geacht dat
[slachtoffer] is overleden aan een overdosis amfetamine plus MDMA, die heeft geleid tot
ernstige hyperthermie (het hof begrijpt: zeer warm worden) met een epileptische aanval (het hof begrijpt: ongecontroleerd bewegen). Voorts wordt in het rapport aannemelijk geacht dat [slachtoffer] nog gered had kunnen worden indien bij de eerste tekenen dat [slachtoffer] het warm kreeg 112 was gebeld en zij met spoed naar het ziekenhuis was vervoerd en behandeld. Op het moment dat het lichaam van [slachtoffer] begon te bewegen was direct medisch ingrijpen vereist. Indien op dat moment 112 was gebeld, was dat waarschijnlijk te laat geweest, aldus het rapport.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat, op het moment dat van verdachte kon worden verlangd dat hij hulpdiensten ingeschakelde en hij dit heeft nagelaten, het vermoedelijk reeds te laat was om het leven van [slachtoffer] nog te kunnen redden. Daaruit vloeit voort dat de dood van [slachtoffer] hoogstwaarschijnlijk ook zou zijn ingetreden, indien verdachte op het moment dat, naar de aard van de optredende symptomen, dit van hem gevergd kon worden, wel had gehandeld en medische hulp had ingeschakeld. Dat brengt het hof tot de conclusie dat de dood van [slachtoffer] niet redelijkerwijs als gevolg van verdachtes nalaten aan hem kan worden toegerekend. Verdachte zal daarom van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Overwegingen met betrekking tot het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde:

Artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht betreft een algemene bepaling betreffende het verzuim hulp te verlenen aan hulpbehoevenden. De Memorie van Toelichting op deze bepaling vermeldt het volgende:
"De behoefte aan hulp kan in enkele gevallen zoo dringend zijn, dat ieder gehouden is te doen wat hij kan. Hij, die een ander met den dood ziet worstelen en bij magte is hulp te verleenen, is daartoe verpligt. Bij oogenblikkelijken nood moet de burger datgene doen wat de vertegenwoordigers van het openbaar gezag zouden verrigten, indien zij tegenwoordig waren."
Zo wordt de morele plicht tot hulpverlening een rechtsplicht ingeval de ander in levensgevaar verkeert en de burger zonder gevaar voor zichzelf of een ander in staat is hulp te verlenen. Hoewel het delict als een geobjectiveerd strafbaar feit is geformuleerd - want de delictsomschrijving rept niet van opzet of schuld - leidt het delictsbestanddeel 'getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert' ertoe dat voor strafbaarheid bewustheid van en inzicht in dit gevaar noodzakelijk is. Uitsluitend het nalaten hulp te bieden wordt middels deze bepaling strafbaar gesteld. De rechter hoeft zich niet te buigen over de vraag wat de reden is geweest voor verdachtes verzuim. Maar als die reden is gelegen in het ontbreken van inzicht in het gevaar waarin de ander verkeert is men niet 'getuige van ogenblikkelijk levensgevaar'.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen in de onderhavige zaak kan worden opgemaakt dat de verdachte zich terdege bewust was van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin het slachtoffer zich bevond.
Uit de deskundigenrapportage van het TMFI leidt het hof af dat [slachtoffer] in ieder geval in levensgevaar verkeerde op het moment dat zij ongecontroleerde bewegingen maakte.
Verdachte heeft ter zitting van het hof van 31 augustus 2015 onder meer verklaard:
'
Toen de ongecontroleerde bewegingen begonnen, heb ik haar naar de slaapkamer gedragen. Het waren ongecontroleerde bewegingen van armen en benen. Ik constateerde dat zij was overleden omdat ik de extreme verwijding van haar pupillen zag. Ik voelde geen hartslag in haar hals. Daarom wist ik zeker dat zij dood was.'
De conclusie van verdachte dat [slachtoffer] op dat moment dood was omdat haar pupillen zich verwijden, is niet aan hem. Het is aan een arts voorbehouden en niet aan verdachte om het overlijden van een persoon vast te stellen. Van verdachte kon juist om die reden verwacht worden dat hij hulp ging verlenen/verschaffen dan wel hulp van buitenaf zou inschakelen.

Overwegingen met betrekking tot het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde

Het hof overweegt dat ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 sprake is van een bekennende
verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van
Strafvordering. Het hof zal evenals de rechtbank daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
feit 2.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juni 20142;
Een schriftelijk stuk, te weten een deskundigenrapport van het TMFI d.d. 12 mei 2014,
opgemaakt door drs. F.R.W. van de Goot en drs. P.M.1. van Driessche, beiden arts en
forensisch patholoog;
feit 3.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juni 2014;
Een proces-verbaal aangetroffen goederen doorzoeking;
Een schriftelijk stuk, te weten een rapport “onderzoek aan Opiumwetmiddelen” van het NFI, opgemaakt door dr. M.A. Hoitink, d.d. 9 oktober 2013;
feit 4.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juni 20146;
Een proces-verbaal onderzoek in beslaggenomen goed, inclusief bijlagen 1 en II.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meest subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. meest subsidiair:
hij op of omstreeks 16 augustus 2013, in de gemeente Zwolle, toen hij, verdachte, getuige was van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een persoon genaamd [slachtoffer] , verkeerde, heeft nagelaten om hulp te verlenen of te verschaffen aan die [slachtoffer] , terwijl daarbij voor hem, verdachte redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, immers heeft verdachte, toen hij zag en/of bemerkte en/of waarnam dat die [slachtoffer] (in de avond en/of nacht van 16 op 17 augustus 2013)
- ( veel) verdovende middelen/drugs had gebruikt, en
- ( bijzonder) energiek werd en/of zich hevig bewoog, en
en verdachte vervolgens zag en/of bemerkte en/of waarnam dat die [slachtoffer] :
- plotseling/ineens achterover op het bed klapte, en
- stil werd, en
- niet reageerde op prikkels en/of aanspreken, en
- een klein schuimspoortje uit de mondhoek liet stromen/komen, en
- haar pupillen zich verwijden,
terwijl de dood voor die hulpbehoevende [slachtoffer] is gevolgd;
2:
hij omstreeks de nacht van 17 op 18 augustus 2013, in de gemeente Zwolle een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [slachtoffer] , heeft weggemaakt, met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen, immers heeft verdachte toen daar het lichaam van die [slachtoffer] in een hoeslaken verpakt en getapet en vervolgens het lichaam naar de Nieuwe Vecht vervoerd en in het water van die Nieuwe Vecht achtergelaten;
3:
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 23 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een of meer xtc pil(len), althans (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
MDMA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine,
en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed), en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevatten de heroïne, zijnde MDMA en/of
N-ethyl-MDA (MDEA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of metamfetamine en/of amfetamine en/of heroïne
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4:
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2013 tot en met 23 augustus 2013 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 51 foto('s) en/of 63 film(s) en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende één of meer afbeeldingen (te weten een merkloze computer, inbeslagname nummer [nummer] ), (telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk, en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) (telkens) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en/of
- het vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong, en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen (met de vinger(s)/hand en/of een voorwerp) en/of de borsten (met de penis en/of de vinger(s)/hand) van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, en/of
- het houden van een (stijve) penis naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn in niet bij haar/hun leeftijd passende kleding (lingerie), en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/doen, en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden, en/of (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 meest subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Als getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaten deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, terwijl de dood van de hulpbehoevende volgt.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een lijk wegmaken met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Nadat [slachtoffer] is komen te overlijden, heeft verdachte haar stoffelijk overschot in
een hoeslaken verpakt en getapet, haar in een winkelwagen vervoerd naar de Nieuwe Vecht
en daar in het water achtergelaten. Het slachtoffer heeft daaraan voorafgaand ongeveer 24
uren in de woning van verdachte gelegen. De manier waarop verdachte vervolgens met het
stoffelijk overschot van [slachtoffer] is omgegaan, is schokkend en ronduit mensonterend.
Verdachte heeft door zijn handelwijze de nabestaanden lange tijd in onzekerheid gelaten,
aanvankelijk over de verblijfplaats van [slachtoffer] die als vermist was opgegeven en
vervolgens, nadat zij gevonden werd, over hetgeen [slachtoffer] in de laatste fase van haar leven
is overkomen. Bovendien is door het handelen van verdachte de nabestaanden de kans
ontnomen om op gepaste wijze afscheid te kunnen nemen van hun dierbare, hetgeen op geen
enkele wijze kan worden hersteld. Vanzelfsprekend doet dit het verwerkingsproces geen
goed. Verdachte heeft kennelijk voornoemde gevolgen volkomen genegeerd en zijn eigen
belang om niet met justitie in aanraking te komen vooropgesteld. Het handelen van verdachte na het overlijden van [slachtoffer] doet, waar hij kennelijk kans zag een verjaardag te bezoeken, bezoek te ontvangen terwijl [slachtoffer] onder het bureau was geplaatst, het huis schoon te maken en aldus een façade op te houden om de aanwezigheid van een lichaam in zijn woning te verhullen, kil en berekenend aan en staat in schril contrast met de door verdachte voorgespiegelde paniek in zijn handelen. Dat er van paniek bij verdachte sprake is geweest in de fase rondom het overlijden zal zo zijn; in het etmaal daarna, waarin het bij verdachte evenmin is opgekomen de politie te bellen, lijkt verdachtes handelen een vergaande mate van weloverwogen handelen te hebben ingehouden. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts heeft verdachte een hoeveelheid speed en xtc-pillen voorhanden gehad en heeft hij
kinderporno in bezit gehad. Ook dit betreffen ernstige strafbare feiten.
Het hof heeft eveneens gelet op de inhoud van het verdachte betreffend:
*uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 22 mei 2014,
*psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgemaakt door drs. I.I. van der Klaauw,
psycholoog, d.d. 25 november 2013,
*psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, opgemaakt door T. den Boer, psychiater,
d.d. 18 november 2013,
*reclasseringsadvies, opgemaakt door I.M.T.J. Weiss, reclasseringswerker,
d.d. 31 januari 2014,
*de overige stukken in het persoonsdossier van verdachte.
Verdachte kent een relatief beperkt justitieel verleden en is de afgelopen vijf jaren niet
veroordeeld voor strafbare feiten. Uit psychiatrisch en psychologisch onderzoek komt naar
voren dat verdachte lijdt aan een cognitieve stoornis, die zijn oorsprong vindt in een ernstig
auto-ongeval in 2004, leidend tot een comateuze toestand en vervolgens een langdurige
revalidatie. De stoornis kenmerkt zich onder meer door een slecht werkend geheugen, een
gebrek aan empathie en een verminderd vermogen om onder (tijds)druk adequate
beslissingen te nemen. Dit laatste is het gevolg van een gebrekkige invloed van emotionele
weging en een gebrek aan mogelijkheid om adequaat vooruit te zien, te plannen en hiernaar
te handelen. Het betreft een min of meer stabiele toestand, waarin weinig verandering te
verwachten valt. Zowel de psychiater als de psycholoog adviseert verdachte vanwege zijn
stoornis enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Daarnaast is door de psychiater geadviseerd verdachte enigszins
verminderd toerekeningsvatbaar te achten met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde.
Ten aanzien van een op te leggen straf wordt door de psychiater en de psycholoog
behandeling in de vorm van psycho-educatie geadviseerd, om verdachte te leren omgaan met zijn beperkingen. De reclassering heeft zich bij die adviezen aangesloten. Het hof
neemt de conclusies uit voornoemde rapporten over en maakt deze tot de hare.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf, naast het voorgaande, gelet op de ten aanzien
van feit 4 geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS).
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van 18 maanden onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Het hof legt bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf de nadruk op de ernst van het onder 2 bewezenverklaarde feit en met name op de aard en omstandigheden waaronder dit feit is begaan.
Door het plegen van dit feit heeft verdachte de nabestaanden van [slachtoffer] immers onnodig lang in onzekerheid gelaten over het lot van hun dochter. Door de wijze waarop verdachte het lichaam van [slachtoffer] heeft verpakt en in het water heeft achtergelaten vertoonde het lichaam van [slachtoffer] door de invloed van het water en het tijdsverloop na aantreffen reeds kenmerken van ontbinding. Daarmee heeft verdachte de nabestaanden het recht ontnomen om waardig afscheid te nemen en is hen daardoor extra leed toegebracht.
Derhalve acht het hof veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden passend en geboden. Daarvan zal het hof zes maanden voorwaardelijk
opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en
behandelverplichting. Het hof ziet, mede gelet op het bepaalde in artikel 14e van het
Wetboek van Strafrecht, geen aanleiding om de dadelijke uitvoerbaarheid van deze
voorwaarden te bevelen.

Benadeelde partij

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 meest subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, zijnde de begrafeniskosten. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 62, 151, 240b en 450 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meest subsidiair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op door de reclassering vast te stellen tijdstippen te melden bij reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van De Tender of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor zij persoonlijkheidsstoornis.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 meest subsidiair bewezen verklaarde

Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 3 (drie) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 meest subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.494,66 (duizend vierhonderdvierennegentig euro en zesenzestig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 meest subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.494,66 (duizend vierhonderdvierennegentig euro en zesenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
24 (vierentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier,
en op 14 september 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Zijnde mrs. J.A.A.M. van Veen en T.M. van Zwet buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.