Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
ex situveilig stellen van het bodemarchief in het plangebied door middel van een zorgvuldige documentatie van de archeologische en aardwetenschappelijke sporen, en berging van het vondstmateriaal.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
In het plangebied zal een woonhuis met een bijbehorende garage (± 135 m²) worden gebouwd”. Van een particuliere, niet-deskundige, opdrachtgever zoals [geïntimeerde] onweersproken was, kan in ieder geval niet worden verwacht dat hij weet dat de gehele bouwput moet worden onderzocht en dat deze meer omvat dan enkel de oppervlakte van de woning. Voor zover Archeodienst zich op het standpunt stelt dat zij pas achteraf heeft kunnen vaststellen dat sprake was van een groter onderzoeksgebied waardoor een prijsverhoging nodig was, is dat voor haar rekening. Hierbij wordt ook betrokken dat er – gezien de onder 3.6 aangehaalde e-mail van 1 december 2009 – kennelijk geen hogere prijs in rekening zou zijn gebracht als er in het onderzochte gebied geen of nauwelijks sporen waren geweest. Dit betekent, indien [geïntimeerde] al had dienen te begrijpen dat van een onderzoeksgebied van meer dan 135 m² had moeten worden uitgegaan, dat niet kan worden geconcludeerd dat hij moest begrijpen dat een groter onderzoeksgebied tot een prijsverhoging zou noodzaken.