Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2015, betreft het een verzoek tot ontheffing van het gezag van de moeder over haar kind, na verwijzing door de Hoge Raad. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. van Vliet, verzoekt om het gezag te behouden, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant als verweerders optreden. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij het hof eerder op 30 oktober 2014 een tussenbeschikking heeft gegeven. De Raad heeft in maart 2015 een rapport uitgebracht waarin de ontwikkeling van het kind wordt besproken, dat sinds 2007 uit huis is geplaatst en sinds 2010 in een pleeggezin verblijft. Het hof heeft de belangen van het kind vooropgesteld en geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om de zorg voor het kind adequaat te vervullen. Ondanks de positieve ontwikkeling van de moeder, weegt dit niet op tegen de stabiliteit en continuïteit die het pleeggezin biedt. Het hof heeft daarom besloten om de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch te bekrachtigen, waarbij de stichting tot voogd is benoemd. De beslissing is genomen met het oog op de belangen van het kind, dat recht heeft op een veilige en stabiele omgeving.