In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vaststelling van partneralimentatie. De zaak was eerder door de Hoge Raad verwezen naar het hof na vernietiging van een eerdere beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, en de vrouw, verzoekster in het incidenteel hoger beroep, zijn betrokken bij een geschil over de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. De man heeft verzocht om de zaak verder te behandelen na de verwijzing door de Hoge Raad, en de mondelinge behandeling vond plaats op 3 juli 2015.
De vrouw heeft haar verzoek om alimentatie vermeerderd, onder verwijzing naar een wijziging in de wetgeving met betrekking tot het kindgebonden budget per 1 januari 2015. Het hof heeft geoordeeld dat deze wijziging de vrouw in staat stelt haar stellingen en verzoeken aan te passen. De man betwist echter dat zijn draagkracht toereikend is voor de gevraagde bijdrage. Het hof heeft de financiële situatie van de man beoordeeld, inclusief zijn inkomen en maandlasten, en heeft vastgesteld dat hij recht heeft op verschillende belastingkortingen.
Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de man met ingang van 28 februari 2013 een bijdrage van € 65,- per maand moet betalen, en met ingang van 1 juni 2015 dit bedrag moet verhogen naar € 144,- per maand. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.