Uitspraak
Centrada,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Dat het Uw Gerechtshof behage het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland, sector civiel recht, Kantonrechter, locatie Lelystad, onder zaak/rolnummer: 2537386 LC-EXPL13-4680 gewezen op 16 juli 2014 te vernietigen en opnieuw recht doende, zo nodig onder aanvulling en/of verbetering van de gronden, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.De beoordeling van het geschilVermeerdering van eis?
Vaststaande feiten
€ 548,39 per maand. Op de huurovereenkomst is het huurreglement van Centrada van toepassing, dat in artikel 6.1 bepaalt dat de huur bij vooruitbetaling is verschuldigd.
“Hoewel uit het door Centrada bij akte overgelegde overzicht blijkt dat [geïntimeerde] stelselmatig de huurpenningen niet tijdig betaalt, dan wel dat betalingen worden gestorneerd, rechtvaardigt deze huurachterstand naar het oordeel van de kantonrechter thans niet de ontbinding en ontruiming. [geïntimeerde] dient er wel rekening mee te houden dat indien hij wederom een huurachterstand laat ontstaan wel tot ontbinding en ontruiming kan worden overgegaan wegens herhaalde wanprestatie na een daartoe verkregen vonnis van de kantonrechter, ook indien de huurachterstand minder dan 3 maanden bedraagt.”
“Centrada vordert tevens de ontbinding en ontruiming. Zoals zij in de dagvaarding zelf heeft opgemerkt, wordt een dergelijke vordering in de regel toegewezen bij een huurachterstand van 4 maanden of bij een huurachterstand van 2 maanden indien de huurder bij een vonnis van minder dan een jaar voordien ook al is veroordeeld tot betaling van een huurachterstand. Geen van beide situaties doet zich in dit geval echter voor. De huurachterstand bedraagt minder dan 2 maanden en het eerdere vonnis dateert van ruim 2 jaar voor de dagvaarding in de onderhavige zaak. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding en ontruiming wordt afgewezen. Niet van belang is of [geïntimeerde] inmiddels aan het eerdere vonnis heeft voldaan.”
procedure in eerste aanleg
“tot persistit”.[geïntimeerde] heeft daarop een uidraai van haar betaalrekening overgelegd, waarop diverse betalingen aan Centrada staan vermeld.
In haar akte van 18 juni 2014 heeft Centrada aangegeven dat diverse op het overzicht vermelde betalingen niet door haar zijn ontvangen. De vordering bedraagt per 1 juni 2014
€ 4.119,91, waarvan € 3.988,72 achterstallige huur betreft. Centrada wijzigt haar eis tot dit bedrag.
In zijn vonnis van 16 juli 2014 heeft de kantonrechter de wijziging van eis ambtshalve buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde. De kantonrechter houdt rekening met de op het door [geïntimeerde] overgelegde overzicht vermelde betalingen. Daarvan uitgaande komt hij tot het oordeel dat sprake is van een achterstand van één huurtermijn over de periode oktober 2013 tot en met maart 2014. Dat is onvoldoende om een ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen, aldus de kantonrechter. De kantonrechter heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot een bedrag van € 548,59 aan achterstallige huur, te vermeerderen met rente, incassokosten en proceskosten en de vorderingen voor het overige afgewezen.
€ 6.931,08 berekende huurachterstand gevorderd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland zittingsplaats Lelystad (hierna: de voorzieningenrechter) heeft deze vorderingen bij verstekvonnis d.d. 5 september 2014 toegewezen. [geïntimeerde] is in verzet gekomen tegen dit vonnis. Bij vonnis van 26 november 2014 heeft de voorzieningenrechter het verzet gegrond verklaard, in die zin dat hij [geïntimeerde] heeft veroordeeld het gehuurde te ontruimen en de vordering tot betaling van een bedrag van € 3.905,29 aan achterstallige huur over de periode maart tot en met november 2014, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. De voorzieningenrechter heeft zich beperkt tot een oordeel over de huurachterstand vanaf maart 2014, nu de huurachterstand tot die tijd onderwerp is van de bodemprocedure (in appel). [geïntimeerde] heeft geen appel ingesteld tegen dit vonnis.
bespreking van de grieven
grief Ikomt Centrada op tegen het buiten beschouwing laten door de kantonrechter van de vermeerdering van eis. De grief faalt, nu tegen een beslissing betreffende een eiswijziging geen hoger beroep open staat (artikel 130 lid 2 Rv).
heeft onder meer geschreven:
“Verwerkingen geschieden met tussenkomst van Equens.
Uw huurder heeft de betalingen uitgevoerd via Girotel. ING verwerkt deze gegevens en stuurt haar bestanden door naar Equens. Equens settelt de gegevens met de banken waar de rekeningen bij bankieren.
Omdat ik geen bijschrijvingen zie kan het zijn dat de transactie mogelijk niet is uitgevoerd. Iets wat de ING bank alleen zou kunnen inzien.
Uw huurder dient bij de ING een incident aan te melden en navraag laten doen wanneer de bijschrijving heeft plaatsgevonden.”
Mevrouw [Y] , medewerkster van de financiële administratie van Centrada heeft het volgende schriftelijk verklaard:
Hierbij verklaart ondergetekende de volgende stappen te hebben ondernomen n.a.v. de door mevr.
M. [geïntimeerde] aangeleverde bankoverzichten:
- Afschriften van onze bank nagekeken. De bijschrijvingen niet kunnen vinden.
- Ingelogd bij BNG en de, eventuele, bijschrijvingen van bankrekening (…) naar ons rekeningnummer (…) in de periode december 2013 t/m heden opgevraagd. Hiervan zijn geen gegevens gevonden.
- Telefonisch contact gehad met de BNG, ook zij konden geen bijschrijvingen vinden.
- Op 25 september 2014 een mail naar BNG gestuurd met het verzoek om een eventuele verklaring. In het antwoord van de BNG is aangegeven dat er geen bijschrijvingen zijn gevonden en alleen de ING bank kan inzien wat de reden is dat de transacties niet zijn uitgevoerd. Mevr. [geïntimeerde] dient daarom bij de ING een incident aan te maken en navraag te laten doen naar de bijschrijvingen.”
Met deze verklaringen heeft Centrada gemotiveerd betwist dat zij de door [geïntimeerde] gestelde bedragen heeft ontvangen. Het hof tekent daarbij aan dat voor het antwoord op de vraag of (en op welk tijdstip) een girale betaling heeft plaatsgevonden doorslaggevend is of (en op welk tijdstip) de rekening van de schuldeiser is gecrediteerd (artikel 6:114 BW). Uit de verklaringen volgt dat die bijschrijving niet heeft plaatsgevonden.
grief IIIkomt Centrada op tegen de beslissing van de kantonrechter de huurovereenkomst niet te ontbinden. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat in december 2014 (maar ook in maart 2014 al) sprake was van een huurachterstand van meer dan drie maanden. Het was bovendien niet de eerste keer dat [geïntimeerde] een huurachterstand had laten ontstaan. Onder deze omstandigheden rechtvaardigt de tekortkoming van [geïntimeerde] de ontbinding van de huurovereenkomst, ook wanneer het
(op zich zwaarwegende) woonbelang van [geïntimeerde] in aanmerking wordt genomen. [geïntimeerde] heeft ook ruimschoots de gelegenheid gehad om (gedurende de bodemprocedure) de achterstand in te lopen, zodat het hof geen reden ziet haar die gelegenheid (nogmaals) te bieden. Het in eerste aanleg door [geïntimeerde] gedane verzoek om een “terme de grace” zal het hof dan ook niet honoreren. Het hof zal de huurovereenkomst dan ook per heden ontbinden.
(het dictum onder 5.4 en 5.5);
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
;
8 september 2015.