ECLI:NL:GHARL:2015:6635

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
8 september 2015
Zaaknummer
200.164.599
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie en bewijsaanbod van manipulatie van jaarcijfers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 14 november 2014 aangevochten, waarin de alimentatie van de man op nihil was gesteld. De rechtbank had geoordeeld dat de man, op basis van de jaarrekeningen van zijn vennootschap, niet in staat was om de alimentatie te betalen. De vrouw betwistte de juistheid van deze jaarrekeningen en voerde aan dat de man de cijfers had gemanipuleerd om zijn werkelijke inkomen te verbergen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar beschuldigingen van manipulatie en dat de jaarrekeningen, ondanks enige afwijkingen, als betrouwbaar konden worden beschouwd. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, de alimentatie op nihil gehandhaafd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.164.599
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, 251317)
beschikking van de familiekamer van 8 september 2015
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.G. Galama te Eemnes,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J.J. Roossien te Nunspeet.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 14 november 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 11 februari 2015;
- het verweerschrift, ingekomen op 21 april 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 juli 2015 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.Vaststaande feiten en omvang van het geschil

3.1
Bij beschikking van de rechtbank Zutphen van 16 maart 2011 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 28 juni 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Bij voormelde beschikking is tevens bepaald dat de man vanaf de dag waarop de beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud € 550,- per maand zal voldoen. Deze bijdrage bedraagt met ingang van 1 januari 2015 ingevolge de wettelijke indexering € 576,29 per maand.
3.3
De rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft in de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 14 november 2014 de beschikking van de rechtbank Zutphen van 16 maart 2011 gewijzigd, in die zin dat de door de man te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 oktober 2013 op nihil is vastgesteld.
3.4
De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 14 november 2014. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie alsnog af te wijzen, kosten rechtens.
3.5
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De man verzoekt het hof het hoger beroep van de vrouw ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten. Ter mondelinge behandeling heeft de man, desgevraagd, meegedeeld dat de verzochte proceskostenveroordeling uitsluitend ziet op de proceskosten in hoger beroep.

4.De motivering van de beslissing

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking het verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie toegewezen. Daarbij heeft de rechtbank voor de beoordeling van de draagkracht van de man, voor zover in hoger beroep nog van belang, aangeknoopt bij het gemiddelde bedrijfsresultaat van de vennootschap onder firma [A] V.o.f. (waarvan de man medevennoot is), zoals dat blijkt uit de door de man overgelegde jaarrekeningen over de jaren 2011, 2012 en 2013. De vrouw heeft tegen de keuze van de rechtbank voor deze referentieperiode geen grief gericht.
4.2
De vrouw heeft bij de rechtbank de juistheid van de jaarrekeningen - in eerste aanleg ging het aanvankelijk nog om de jaarrekeningen over 2010, 2011 en 2012 - bestreden, aanvoerende dat deze geen waarheidsgetrouw beeld geven van de werkelijke omzet en winst. Zij heeft in dat kader betoogd dat de door de accountant (Van den Berg Accountants en Belastingadviseurs) voor de jaarrekeningen gebruikte cijfers afwijken van de gegevens van de interne boekhouding Syntess. De gegevens uit die interne boekhouding waarop de vrouw zich beriep, zijn door haar bij journaalbericht van 30 april 2014 aan de rechtbank overgelegd als productie 2 bij haar “akte uitlaten”.
4.3
De rechtbank heeft daarop geoordeeld dat de man voormeld betoog van de vrouw voldoende gemotiveerd heeft bestreden. Zij heeft daarbij in het bijzonder betekenis toegekend aan de door de man overgelegde brief van Van den Berg Accountants en Belastingadviseurs van 20 maart 2014. In deze brief schrijft Van den Berg Accountants en Belastingadviseurs dat het juist is dat de cijfers in de jaarrekeningen afwijken van de uitdraaien die uit de intern bijgehouden boekhouding blijken, maar dat het onjuist is om op grond daarvan de van een samenstellingsverklaring voorziene jaarrekeningen ter discussie te stellen. De brief vermeldt ter toelichting dat bij de vof de basis van de administratie, bestaande uit in- en verkoopfacturen alsmede de kas- en bankboeken, werd ingevoerd maar dat diverse memoboekingen zoals afschrijvingslasten, loon- en salariskosten, transitorische kosten, voorziening dubieuze vorderingen en dergelijke, niet of onvoldoende in de administratie bij de vof werden verwerkt en dat deze boekingen en correcties dan plaatsvonden bij het samenstellen van de jaarrekening in de rapportage-software van Van den Berg Accountants en Belastingadviseurs.
4.4
De vrouw richt haar grief tegen het oordeel van de rechtbank inhoudende dat de man het betoog van de vrouw voldoende gemotiveerd heeft bestreden “in het bijzonder gelet op de inhoud van de brief van Van den Berg Accountants en Belastingadviseurs van 20 maart 2014”. Zij acht dit oordeel onjuist. Zij stelt dat de officiële cijfers in de jaarrekeningen niet stroken met de werkelijke cijfers omdat die cijfers door de man zijn gemanipuleerd. Zij bestrijdt de verklaring van de accountant. Zij voert daartoe aan “
dat elk jaar vanaf 2001, stelselmatig, en zonder uitzondering, een deel van de omzet, een gemiddelde van 25%, van de werkelijke jaarcijfers die voorkwamen in het interne boekhoudsysteem, werden ‘afgetopt
, waarbij de goede jaren meer werden afgetopt dan de slechte jaren, teneinde de belastingdruk enigszins te dempen.” De vrouw biedt aan bewijs van deze omstandigheid te leveren door middel van het horen van getuigen, in het bijzonder van haarzelf, en één of meer van de vennoten die in deze periode vennoot waren in de vennootschap. De vrouw betoogt dat gezien het (volgens haar) bestendige gebruik om financiële gegevens aan te passen teneinde de belastingdruk te beperken en gelet op het feit dat de man zich beroept op verminderde resultaten in de periode 2010 tot en met 2012, de man ook die gegevens zal hebben gemanipuleerd. Zij biedt ook aan bewijs te leveren door het overleggen van “
een overzicht van de verschillen in alle jaarrekeningen gedurende de genoemde periode”.
4.5
De man betwist uitdrukkelijk dat de cijfers in de jaarrekeningen zijn gemanipuleerd. Volgens hem worden in het boekhoudkundig systeem Syntess louter de in- en verkoopfacturen alsmede kas- en bankboeken binnen de vennootschap ingevoerd. Andere boekingen zoals afschrijvingskosten, loon- en salariskosten, transitorische kosten, voorzieningen dubieuze vorderingen en dergelijke worden niet in de interne boekhouding doorgevoerd en dienen derhalve door de accountant te worden gecorrigeerd. Ter zitting in hoger beroep heeft de man nog verklaard dat de accountant telkens een paar dagen naar zijn bedrijf kwam om in Syntess te kunnen en dat de accountant over de inlogcode beschikte en toegang had tot alle bankpapieren.
4.6
Het hof begrijpt het standpunt van de vrouw in hoger beroep aldus dat zij niet beoogt de verklaring die de accountant geeft voor de discrepantie tussen de Syntess-gegevens en de jaarrekeningen op zichzelf te betwisten, maar dat zij de betrouwbaarheid van de jaarrekeningen, en daarmee de verklaring van de accountant, wenst te bestrijden op grond van haar aanname dat de jaarrekeningen niet zijn gebaseerd op de werkelijke cijfers, maar op door de man gemanipuleerde gegevens.
4.7
Het hof stelt vast dat de vrouw zich in haar beschuldigingen ter zake van het manipuleren van cijfers door de man slechts heeft uitgelaten over de jaren 2001 tot en met 2012. Zij heeft zich noch in eerste aanleg noch in hoger beroep uitgelaten over de concept-jaarrekening dan wel de definitieve jaarrekening betreffende het door de rechtbank mede in haar oordeel betrokken jaar 2013. Wat betreft de procedure in eerste aanleg is dat niet onbegrijpelijk omdat de concept-jaarrekening en de definitieve jaarrekening 2013 pas laat in die procedure zijn ingebracht. Het hof ziet onvoldoende reden om aan te nemen dat de stellingen van de vrouw in hoger beroep zo moeten worden uitgelegd dat deze mede beogen de betrouwbaarheid van de jaarrekening 2013 in twijfel te trekken. Het hof gaat er daarom van uit dat de jaarrekening 2013 kan dienen als een betrouwbaar uitgangspunt voor de beoordeling van de inkomenspositie van de man.
4.8
De vrouw heeft in hoger beroep overgelegd de gegevens uit Syntess over de jaren 2001 tot en met - gedeeltelijk - 2011 (deze gegevens zijn door de oudste zoon van partijen bij zijn vertrek uit de vof op 5 augustus 2011 meegenomen). Hoewel de vrouw over deze gegevens de beschikking heeft en had, heeft zij deze niet gebruikt om aan de hand daarvan enige fout in de door de accountant opgestelde jaarrekeningen aan te tonen. Wat de vrouw in hoger beroep bedoelt en beoogt met haar aanbod om “
een overzicht van de verschillen in alle jaarrekeningen gedurende de genoemde periode” over te leggen, is niet duidelijk. De vrouw heeft in dit kader in hoger beroep niet gesteld dat sprake is van onderling onverklaarbare verschillen in de door de accountant opgestelde jaarrekeningen en dat daaraan bewijs valt te ontlenen voor haar betoog dat de man de aan de accountant verstrekte gegevens heeft gemanipuleerd. Mogelijk komt het aanbod van de vrouw erop neer dat zij bereid is alsnog een nieuw overzicht over te leggen van in haar visie onverklaarbare discrepanties tussen de door de accountant opgestelde jaarrekeningen en de gegevens uit Syntess. Of de vrouw het een of het ander bedoelt kan in het midden blijven. Zij heeft in de loop van de procedure voldoende gelegenheid gehad om, als zij dit van belang achtte, een overzicht als door haar bedoeld over te leggen. Het hof ziet geen aanleiding op het bewuste aanbod in te gaan.
4.9
Omtrent het aanbod van de vrouw om bewijs te leveren van, kort gezegd, het stelselmatig manipuleren van de cijfers (aftoppen) gedurende de hele periode 2001-2012 oordeelt het hof als volgt.
4.1
De vrouw heeft de verklaring van de man ter zitting in hoger beroep dat de accountant telkens een paar dagen naar zijn bedrijf kwam om in Syntess te kunnen en dat de accountant beschikte over de inlogcode en toegang had tot alle bankpapieren, niet weersproken. Zoals hiervoor overwogen begrijpt het hof het standpunt van de vrouw aldus dat zij niet beoogt de verklaring die de accountant geeft voor de discrepantie tussen de Syntess gegevens en de jaarrekeningen op zichzelf te betwisten, maar dat zij de betrouwbaarheid van de jaarrekeningen, en daarmee de verklaring van de accountant, wenst te bestrijden op grond van haar aanname dat de jaarrekeningen niet zijn gebaseerd op de werkelijke cijfers, maar op door de man gemanipuleerde gegevens. Nu ervan moet worden uitgegaan dat de accountant de beschikking had over de in Syntess opgenomen gegevens en de accountant de jaarrekeningen mede op die gegevens heeft gebaseerd, resteert de conclusie dat als de beschuldiging van de vrouw aan het adres van de man juist is, de manipulatie door de man hierin zou moeten hebben bestaan dat hij relevante gegevens bewust niet in Syntess heeft opgenomen of deze daaruit heeft verwijderd. Bewijs voor de omvang van een beweerdelijke aftopping in de relevante jaren kan dus niet worden ontleend aan de gegevens uit Syntess door deze te vergelijken met de jaarrekeningen, zoals de vrouw aanvankelijk meende.
4.11
Afgezien van het feit dat geen gegevens ter beschikking staan betreffende de door de vrouw veronderstelde aftopping van de omzet, is relevant dat de vrouw heeft gesteld dat de goede jaren meer werden afgetopt dan de slechte jaren. Aangezien de jaren 2011 en 2012 (en 2013) onmiskenbaar slechte tot zeer slechte jaren waren, mag worden aangenomen dat er toen weinig omzet af te toppen viel.
4.12
Het hoger beroep van de vrouw is er feitelijk op gericht de betrouwbaarheid van de door de accountant opgestelde jaarrekeningen zodanig in twijfel te trekken dat deze niet langer kunnen dienen ter ondersteuning van het oordeel dat de draagkracht van de man onvoldoende is om aan zijn onderhoudsverplichtingen jegens haar te voldoen.
4.13
Indien zou komen vast te staan dat de accountant niet de beschikking heeft gehad over de complete omzetgegevens, kunnen de jaarrekeningen niet voor de volle 100% kloppen. Dit betekent echter niet automatisch dat aan die jaarrekeningen geen indicatie kan worden ontleend voor de verdiencapaciteit van de man. Uiteindelijk is bepalend in welke mate in de referentieperiode sprake is geweest van omzetverzwijging. Het buiten de boeken houden van een gering deel van de omzet beïnvloedt het totaalbeeld immers niet op relevante wijze.
4.14
Het bewijsaanbod van de vrouw is beperkt tot haar stelling “
dat elk jaar vanaf 2001, stelselmatig, en zonder uitzondering, een deel van de omzet, een gemiddelde van 25%, van de werkelijke jaarcijfers die voorkwamen in het interne boekhoudsysteem, werden afgetopt, waarbij de goede jaren meer werden afgetopt dan de slechte jaren, teneinde de belastingdruk enigszins te dempen.” Het houdt niet mede in een aanbod om ook bewijs te leveren van de mate waarin die manipulatie in de jaren 2011 en 2012 zou hebben plaatsgevonden. (De vrouw heeft niet gesteld dat ook in 2013 de omzetgegevens werden afgetopt). Het gemiddelde van 25% dat de vrouw noemt, biedt geen enkel houvast. Voor zover zij dit percentage zou hebben gebaseerd op een vergelijking van de Syntess gegevens met de jaarrekeningen gaat zij van een verkeerd uitgangspunt uit en daarnaast zegt een gemiddelde over een periode van circa tien jaar niets over de gemiddelde omvang van een eventuele verzwijging in de door de rechtbank gekozen drie referentiejaren waarin de bedrijfsresultaten mager waren.
4.15
Voorts overweegt het hof dat het enkele bewijzen van het feit dat enig deel van de omzet is gemanipuleerd, onvoldoende is om aan te nemen dat niet langer kan worden aangeknoopt bij de door de accountant opgestelde jaarrekeningen als niet tevens bewijs wordt geleverd van hetgeen dit aan concreet voordeel voor de vof, en daarmee ook voor de man heeft opgeleverd. Nu op dit laatste punt geen bewijs voorhanden is en ter zake een bewijsaanbod ontbreekt, mist het enkele aanbod te bewijzen dàt gemanipuleerd is voldoende relevantie. Ook als na bewijslevering zou moeten worden aangenomen dat inderdaad enige aftopping heeft plaatsgevonden in de jaren 2011 en 2012 kan daaruit niet ook zonder meer de conclusie worden getrokken dat het werkelijke inkomen van de man voortzetting van de alimentatiebetaling geheel of ten dele kan rechtvaardigen.
4.16
Gelet op het vorenstaande maakt het hof het oordeel van de rechtbank tot het zijne en gaat het aan het bewijsaanbod van de vrouw voorbij.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de bijdrage van de man in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw betreft. Het hof ziet geen aanleiding om de vrouw te veroordelen in de proceskosten, zoals door de man is verzocht.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 14 november 2014;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, P.M.M. Mostermans en J.P. Balkema, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 8 september 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.