Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
“zet er maar een streep doorheen”.Het hof zal daarom geen acht slaan op deze akte.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een aanvulling op een vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, uitgesproken op 2 januari 2013. De appellant, vertegenwoordigd door mr. V.J.A. Hetterscheidt, heeft het hof verzocht om de aanvulling van het vonnis van 9 juli 2008 te herzien. De zaak betreft een geschil tussen de appellant en de besloten vennootschap [geïntimeerde], vertegenwoordigd door mr. J.M. Wolfs, over de vernietiging van een rechtshandeling tot levering van onroerend goed. De rechtbank had eerder in een vonnis geoordeeld dat de vordering tot vernietiging niet kon worden toegewezen, omdat er geen zelfstandig gemotiveerd verweer was gevoerd door de appellant. Het hof heeft in eerdere tussenarresten overwogen dat de rechtbank de appellant niet had uitgesloten van de procedure en dat de vordering van de [geïntimeerde] ook tegen de appellant was gericht. De appellant heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, waarbij hij stelt dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met de wet door de aanvulling te doen. Het hof heeft deze grieven verworpen en geoordeeld dat de aanvulling van het vonnis binnen het toepassingsbereik van de wet valt. Het hof heeft de bestreden aanvulling van het vonnis bekrachtigd en de appellant in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. De uitspraak is gedaan op 8 september 2015.