ECLI:NL:GHARL:2015:6545

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
200.168.146/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging curatele verzoek afgewezen na beoordeling geestelijke toestand en bescherming belangen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot beëindiging van de curatele van betrokkene. Betrokkene, die verblijft in een GGZ-instelling, had eerder verzocht om haar curatele om te zetten in een onderbewindstelling van haar goederen. De kantonrechter had dit verzoek in eerste aanleg afgewezen, waarna betrokkene in hoger beroep ging. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, inclusief de geestelijke toestand van betrokkene, die volgens deskundigen nog steeds zorgwekkend is. Betrokkene heeft een geschiedenis van ernstige vroegkinderlijke traumatisering, alcohol- en middelenmisbruik, en heeft moeite met het inschatten van risico's en het nemen van beslissingen. De curatoren hebben betoogd dat de curatele noodzakelijk blijft om betrokkene te beschermen tegen misbruik van haar belangen. Het hof concludeert dat de curatele van betrokkene in stand moet blijven, omdat er onvoldoende bewijs is dat de grond voor de curatele niet meer aanwezig is. De beslissing van de kantonrechter wordt bekrachtigd, en het hof laat de uitvoering van de ondercuratelestelling aan de kantonrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.168.146/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3326025 CZ VERZ 14-101)
beschikking van de familiekamer van 3 september 2015
inzake
[verzoekster] ,
verblijvende in de kliniek [A] van GGZ Zuidwest Drenthe te [B] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P.M. de Vries, kantoorhoudend te Amsterdam,
Belanghebbenden:
1. [C] B.V.,
kantoorhoudend te [D] ,
verder te noemen: [C] ,

2 [de curator] ,

kantoorhoudend te [D] ,
verder te noemen: de curator.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter, locatie Assen, in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 13 januari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 9 april 2015, is betrokkene in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Betrokkene verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de goederen van betrokkene onder bewind zullen worden gesteld, onder aanstelling van een bewindvoerder in plaats van een curator.
2.2
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 29 april 2015 een journaalbericht van 24 april 2015 van mr. De Vries met bijlage;
- op 13 mei 2015 een journaalbericht van 11 mei 2015 van mr. De Vries met bijlage;
- op 26 mei 2015 een journaalbericht van 29 april 2015 van mr. De Vries met bijlagen;
- op 5 juni 2015 een brief van 3 juni 2015 van [E] , behandelcoördinator bij GGZ
Drenthe, met bijlagen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 18 augustus 2015 plaatsgevonden. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Tevens is namens [C] en de curator mevrouw [F] verschenen. Namens de GGZ Zuidwest Drenthe zijn mevrouw
[G] (maatschappelijk werker) en mevrouw [H] (sociaal juridisch dienstverlener) verschenen. Voorts is de heer [I] (de partner van betrokkene) verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij beschikking van 12 maart 2014 heeft de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, betrokkene onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke en/of geestelijke toestand en [C] en de curator tot curatoren benoemd.
3.2
Betrokkene verblijft op grond van een rechterlijke machtiging in de GGZ instelling in [B] .
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Noord-Nederland op 15 juli 2014, heeft de betrokkene verzocht de curatele om te zetten in een onderbewindstelling van alle goederen die betrokkene (zullen) toebehoren.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene afgewezen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 BW kan een meerderjarige door de kantonrechter
onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
4.2
Aan de orde is de vraag of de kantonrechter terecht en op goede gronden de curatele van betrokkene in stand heeft gehouden dan wel dat kan worden volstaan met een minder verstrekkende voorziening.
4.3
Betrokkene stelt dat de rechtbank ten onrechte en in strijd met het recht heeft geoordeeld dat de lichamelijke of geestelijke toestand van betrokkene zodanig is dat zij onder curatele gesteld moet blijven.
Betrokkene erkent dat zij voorafgaand aan haar behandeling en de gesloten plaatsing kampte met een aandoening veroorzaakt door ernstige vroegkinderlijke traumatisering en verwaarlozing, waardoor een zekere mate van bescherming wenselijk was en is.
De geestelijke toestand van betrokkene is volgens haar echter verbeterd en zij is van mening dat het plaatsen van haar goederen onder bewind voldoende bescherming biedt. Het instellen van een beschermingsbewind maakt betrokkene handelingsonbevoegd en de gesloten plaatsing biedt voorts tot ten minste 2 oktober 2015 al in hoge mate bescherming. Het feit dat zij onder curatele is gesteld zorgt ervoor dat betrokkene ook beslissingen gelegen op het persoonlijk vlak niet zelf zou kunnen nemen, hetgeen haar te ver gaat. Betrokkene is van mening dat de rechtbank ten onrechte de verklaring van haar behandelcoördinator zwaar heeft laten meewegen in haar oordeel.
4.4
De curatoren zijn van mening dat de ondercuratelestelling van betrokkene gehandhaafd dient te blijven. Zij hebben daartoe aangevoerd dat minder vergaande beschermingsmaatregelen het risico dat er misbruik wordt gemaakt van betrokkene en haar aanspraak op eventuele vermogensdelen vanuit een erfenis onvoldoende wegneemt.
4.5
Het hof is, gelet op de stukken en de behandeling ter zitting, met de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot beëindiging van de curatele dient te worden afgewezen. Door betrokkene zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, en ook anderszins is dit niet gebleken, om aan te nemen dat de grond voor de curatele niet meer aanwezig is of dat haar belangen met een minder verstrekkende maatregel voldoende kunnen worden gewaarborgd.
4.6
Uit de brief van de behandelcoördinator van betrokkene bij GGZ Drenthe, [E] , blijkt dat bij betrokkene sprake is van forse cognitieve beperkingen waardoor zij niet goed kan inschatten welke risico's zij loopt, zich niet goed bewust is van haar tekortkomingen en een gebrekkige impulscontrole heeft. Betrokkene is onvoldoende in staat om de gevolgen van haar beslissingen te overzien. Er is sprake (geweest) van alcohol- en middelenmisbruik en er is sprake van forse borderline problematiek. De omstandigheden waaronder de ondercuratelestelling is aangevraagd zijn op dit moment nog ongewijzigd. Betrokkene verblijft op de meest gestructureerde afdeling van de GGZ kliniek, waar haar de condities en randvoorwaarden kunnen worden geboden die zij nodig heeft. Mede gelet op de wens van betrokkene om op termijn begeleid te gaan wonen acht de behandelcoördinator curatele van belang omdat in dat geval de bescherming van de kliniek wegvalt. Uit de medische verklaring van de GGZ Drenthe van 19 februari 2014 blijkt voorts dat betrokkene niet alleen ondersteuning op vermogensrechtelijk gebied nodig heeft.
4.7
Voor het hof is voldoende vast komen te staan dat betrokkene het moeilijk vindt om een situatie met zijn consequenties te overzien en om beslissingen te nemen en zich daaraan te houden. Voorts blijkt dat mensen gemakkelijk misbruik van haar kunnen maken. Het hof heeft bij zijn beoordeling mede betrokken de vraag of een onderbewindstelling en mentorschap voldoende zouden zijn om de belangen van betrokkene te beschermen. Deze vraag beantwoordt het hof ontkennend. Naar het oordeel van het hof zijn met minder vergaande maatregelen de belangen van betrokkene thans nog onvoldoende beschermd, mede gelet op het feit dat zij voornemens is om begeleid te gaan wonen en het feit dat dan de bescherming van de kliniek wegvalt. Al hetgeen partijen meer of anderszins naar voren hebben gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en laat de uitvoering van de ondercuratelestelling aan de kantonrechter.
4.8
Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat betrokkene geen vertrouwen heeft in de curatoren en dat zij een andere curator benoemd wenst te zien. Het hof stelt vast dat van disfunctioneren van een der curatoren niet is gebleken. Gelet op de huidige toestand van betrokkene acht het hof de vrees gerechtvaardigd dat betrokkene steeds van mening zal verschillen met een curator die andere beslissingen neemt dan betrokkene wenst. Derhalve ziet het hof geen aanleiding om de huidige curatoren te vervangen.

5.De slotsom

5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking
bekrachtigen.

6.De beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 13 januari 2015.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. J.B. de Groot en mr. J.D.S.L. Bosch, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 september 2015 in bijzijn van de griffier.