ECLI:NL:GHARL:2015:6541

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
200.166.045/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht van de echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak gaat het om het huurrecht van de voormalige echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een beschikking gekregen van de rechtbank Noord-Nederland, waarin werd bepaald dat de man, verweerder in hoger beroep, na drie maanden huurder zou worden van de echtelijke woning. De vrouw is met haar twee volwassen kinderen in de woning blijven wonen, terwijl de man tijdelijk bij zijn vader heeft gewoond en later een andere huurwoning heeft betrokken. De vrouw heeft in hoger beroep drie grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij beide partijen in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 juli 2015. Het hof heeft vastgesteld dat de echtscheiding tussen partijen op 20 augustus 2014 is uitgesproken en dat de vrouw het gebruik van de echtelijke woning in een voorlopige voorziening is toegekend. De vrouw heeft belang bij het behoud van de gezinssituatie en haar sociale omgeving, terwijl de man belang heeft bij het gebruik van de bij de woning behorende schuur voor zijn activiteiten.

Na een belangenafweging heeft het hof geoordeeld dat het belang van de vrouw bij het gebruik van de woning zwaarder weegt dan het belang van de man. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de man niet substantieel gebruik heeft gemaakt van de schuren in het verleden en dat de vrouw investeringen heeft gedaan in de schuur. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw toekomt, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.166.045/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/135131 / FA RK 14-932)
beschikking van de familiekamer van 1 september 2015
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S.C. Bosch, kantoorhoudend te Drachten,
tegen
[verweerder],
wonende te [A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr.drs. H. de Jong, kantoorhoudend te Burgum.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 21 januari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 6 maart 2015;
- het verweerschrift, ingekomen op 1 mei 2015;
- een journaalbericht van mr. Bosch van 12 maart 2015 met bijlage (het proces-verbaal d.d. 18 december 2014), ingekomen op 13 maart 2015.
2.2
De mondelinge behandeling in de hoofdzaak heeft op 7 juli 2015 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De vaststaande feiten

3.1
Bij beschikking van 20 augustus 2014 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
3.2
Uit het huwelijk zijn geboren:
- [B] , [in] 1991 en
- [C] , [in] 1995.
3.3
Bij beschikking van 18 juni 2014 is het gebruik van de echtelijke woning gelegen aan de [a-straat] 10 te [A] in het kader van een voorlopige voorziening aan de vrouw toegekend.
3.4
De vrouw is met de twee thans volwassen kinderen van partijen in de voormalige echtelijk woning blijven wonen. De man heeft tijdelijk bij zijn vader gewoond en heeft vervolgens zelf een andere huurwoning in [A] betrokken.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 21 januari 2015 heeft de rechtbank bepaald dat de man vanaf drie maanden na de datum van die beschikking huurder zal zijn van de voormalige echtelijke woning aan de [a-straat] 10 te [A] en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.6
Bij de beschikking met het zaaknummer 200.166.045/02 van 16 april 2015 heeft het hof de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking geschorst voor zover daarbij is bepaald dat de man vanaf drie maanden na de datum van de beschikking huurder zal zijn van de echtelijke woning aan de [a-straat] 10 te [A] . De man was bij journaalbericht van 26 maart 2015 van mr. De Jong akkoord gegaan met de toewijzing van het schorsingsverzoek van de vrouw.

4.De omvang van het geschil

4.1
In hoger beroep is tussen partijen uitsluitend in geschil het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de [a-straat] 10 te [A] , verder: de woning.
4.2
De vrouw is met drie grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van 21 januari 2015.
4.3
Zowel de vrouw als de man stelt in hoger beroep belang te hebben bij toedeling van het huurrecht van de woning.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In geval van echtscheiding kan de rechter, op grond van artikel 827 lid 1 sub e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering jo. 7:266 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek, op verzoek van een echtgenoot bepalen wie van de echtgenoten huurder van de woonruimte zal zijn. De rechter bepaalt tevens de dag van ingang van de huur met deze echtgenoot of partner. Op dezelfde dag eindigt de huur met de andere echtgenoot of partner.
5.2
Het hof stelt voorop dat voor de toewijzing van het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan één van partijen een belangenafweging tussen partijen dient te worden gemaakt.
5.3
Beide partijen stellen belang te hebben bij het huurrecht van de woning. Zoals ter zitting verwoord betreft het belang van de vrouw voornamelijk het behoud van de gezinssituatie en haar sociale omgeving; de vrouw wil in het bijzonder in de woning blijven wonen met de oudste zoon van partijen. De jongste zoon is onlangs gaan samenwonen in de buurt van de vrouw.
De man gaat het met name om het gebruik van het bij de woning behorende perceel, in het bijzonder de daarop geplaatste (grote) schuur om, zoals hij stelt, activiteiten te kunnen (blijven) ontplooien waarvoor voldoende werk- en opslagruimte onontbeerlijk is. Het gaat daarbij om op therapeutische basis door de man te verrichten activiteiten, mede met als doel daaruit inkomsten te verwerven.
5.4
Hoewel het hof zeker oog heeft voor de wens van de man om in de schuur bij de woning activiteiten te ontplooien, zowel uit therapeutisch als uit financieel belang, is het na afweging van de belangen van partijen van oordeel dat het belang van de vrouw bij het gebruik van de woning zwaarder weegt dan het belang van de man daarbij. Voor dit oordeel zijn in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden doorslaggevend geweest.
5.5
Niet ter discussie staat dat gedurende het huwelijk van partijen op het perceel van de woning twee schuren, een kleinere van ongeveer 4,5 x 5,5 meter en een grotere van ongeveer 8,5 x 10 meter, zijn geplaatst, ten behoeve van activiteiten van de man, die zich als hobby en op therapeutische basis bezig hield met het opknappen van fietsen en het maken van steigermeubelen.
Verder staat vast dat de man volledig arbeidsongeschikt is en uit dien hoofde een uitkering ontvangt.
Ter zitting is voorts komen vast te staan dat de schuren de afgelopen vijf jaar weinig zijn gebruikt in verband met deze werkzaamheden.
5.6
De man heeft aangevoerd dat hij de schuren dan wel de (grootste) schuur (hierna: de schuur) wil gebruiken voor opslag, om handel te kunnen drijven, voor welke activiteit hij zegt toestemming te hebben van het UWV. Het hof verbindt echter aan deze stelling van de man niet de conclusie dat het voor de man van essentieel belang is dat hij de schuren/schuur tot zijn beschikking heeft. Daartoe overweegt het hof dat de man heeft aangegeven ook nu reeds volop bezig te zijn met genoemde (handels)activiteiten, zodat kennelijk zijn huidige woning, met eveneens een -weliswaar kleinere- schuur, daarvoor geen belemmering vormt. Gelet hierop gaat het hof ervan uit dat de huidige woning van de man hem in ieder geval voldoende ruimte biedt voor het verrichten van werkzaamheden op therapeutische basis. Onduidelijk is in hoeverre de man in zijn huidige woonsituatie in staat is met zijn werkzaamheden inkomsten van betekenis te genereren, nu daarover onvoldoende naar voren is gebracht. Niettemin valt uit hetgeen de man heeft aangevoerd in ieder geval niet af te leiden dat hij daartoe naar verwachting meer gelegenheid zal krijgen wanneer hij de beschikking heeft over de bij de woning horende schuren/schuur en wel zodanig meer dat de belangen van de vrouw daarvoor in redelijkheid zouden moeten wijken.
Daarbij betrekt het hof dat niet is gebleken dat de man in het verleden -met gebruikmaking van de schuren/schuur- substantiële inkomsten heeft verworven, terwijl dit laatste door de vrouw is weersproken.
5.7
Wat betreft de schuur geldt aan de zijde van de vrouw dat zij, zoals zij stelt, vanaf het moment dat de man zelfstandige woonruimte is gaan huren ervan uit is gegaan dat de man niet meer naar de woning zou terugkeren. Zij heeft vervolgens samen met haar zoons de schuur, waar het volgens haar een grote chaos was, opgeruimd en opgeknapt en daarbij voor ongeveer
€ 2.000,-- aan investeringen gepleegd.
5.8
Gezien het voorgaande weegt het belang dat de vrouw heeft -en met haar de bij haar wonende zoon- bij handhaving van haar woonsituatie en bij behoud van haar sociale omgeving zwaarder dan het belang van de man bij het huurrecht van de woning, welk belang met name is toegespitst op het gebruik van de bij de woning horende schuur/schuren voor economische doeleinden.

6.Slotsom

Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 21 januari 2015, en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat aan de vrouw het huurrecht van de echtelijke woning, gelegen aan de [a-straat] 10 te [A] , toekomt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. A.W. Beversluis en mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 september 2015, in bijzijn van de griffier.