ECLI:NL:GHARL:2015:6541
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurrecht van de echtelijke woning na echtscheiding
In deze zaak gaat het om het huurrecht van de voormalige echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een beschikking gekregen van de rechtbank Noord-Nederland, waarin werd bepaald dat de man, verweerder in hoger beroep, na drie maanden huurder zou worden van de echtelijke woning. De vrouw is met haar twee volwassen kinderen in de woning blijven wonen, terwijl de man tijdelijk bij zijn vader heeft gewoond en later een andere huurwoning heeft betrokken. De vrouw heeft in hoger beroep drie grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij beide partijen in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 juli 2015. Het hof heeft vastgesteld dat de echtscheiding tussen partijen op 20 augustus 2014 is uitgesproken en dat de vrouw het gebruik van de echtelijke woning in een voorlopige voorziening is toegekend. De vrouw heeft belang bij het behoud van de gezinssituatie en haar sociale omgeving, terwijl de man belang heeft bij het gebruik van de bij de woning behorende schuur voor zijn activiteiten.
Na een belangenafweging heeft het hof geoordeeld dat het belang van de vrouw bij het gebruik van de woning zwaarder weegt dan het belang van de man. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de man niet substantieel gebruik heeft gemaakt van de schuren in het verleden en dat de vrouw investeringen heeft gedaan in de schuur. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw toekomt, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.