In deze zaak gaat het om de hoogte van de voor de bepaling van het inkomen uit werk en woning in 2009 in aanmerking te nemen uitgaven voor specifieke zorgkosten van belanghebbende, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd gekregen, waarbij zijn belastbaar inkomen uit werk en woning was vastgesteld op € 21.554. Hij had in zijn aangifte een bedrag van € 10.528 aan specifieke zorgkosten afgetrokken, waaronder kosten voor vervoer in verband met ziekte. De inspecteur handhaafde de aanslag, maar vernietigde de beschikking inzake de heffingsrente. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft belanghebbende zijn standpunt gewijzigd en verzocht om een vermindering van de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 16.802. De inspecteur heeft zich akkoord verklaard met een verhoging van de vervoerskosten, maar bestreed de overige kosten. Het hof heeft beoordeeld of de door belanghebbende opgevoerde kosten voor specifieke zorgkosten in aanmerking komen voor aftrek. Het hof oordeelde dat de schoenen en de elektrische fiets van belanghebbendes echtgenote niet als hulpmiddelen kunnen worden aangemerkt, en dat de overige kosten ook niet voldoen aan de criteria voor aftrekbaarheid.
Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 20.423. Tevens zijn de proceskosten van belanghebbende vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan tegen deze beslissing.