Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de opgelegde boeten heeft beoordeeld. Belanghebbende, die betrokken was bij de kweek en verkoop van hennep, heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen voor de jaren 2003, 2004 en 2005, die zijn opgelegd op basis van een strafrechtelijk financieel onderzoek. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen en de heffingsrentebeschikkingen ongegrond verklaard, maar de boeten gegrond verklaard en verminderd. Belanghebbende is in hoger beroep gegaan, waarbij hij stelt dat de berekeningen van de inspecteur onjuist zijn en dat de opgelegde boeten niet passend zijn.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de feiten en de standpunten van beide partijen in overweging genomen. Het Hof oordeelt dat het vaststaat dat belanghebbende inkomen heeft genoten uit de handel in hennep, wat hij niet heeft aangegeven in zijn aangiften. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat de navorderingsaanslagen zijn gebaseerd op een redelijke schatting van de inkomsten. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de opgelegde boeten passend zijn, maar vermindert deze tot 10% van de nagevorderde belasting, rekening houdend met de financiële omstandigheden van belanghebbende en de overschrijding van de redelijke termijn.
De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Het Hof concludeert dat de inspecteur zijn verplichtingen is nagekomen en dat de boeten en navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 januari 2015.