In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vastgestelde waarden van een onroerende zaak in Vianen, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak aan de [a-straat] 10, was het niet eens met de vastgestelde WOZ-waarden voor de jaren 2012 en 2013, respectievelijk € 223.000 en € 216.000, en had hiertegen bezwaar aangetekend. De rechtbank Utrecht had de beroepen van de belanghebbende gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat leidde tot hoger beroep door de belanghebbende.
Tijdens de zitting op 17 december 2014 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De belanghebbende voerde aan dat de vastgestelde waarden te hoog waren en stelde lagere waarden voor. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarden met taxatierapporten en vergelijkingsobjecten. Het Hof beoordeelde de vergelijkingsmethode en de aangevoerde argumenten van beide partijen. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast was geslaagd en dat de vastgestelde waarden niet te hoog waren.
Uiteindelijk heeft het Hof de hoger beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard en de uitspraken van de rechtbank bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.