ECLI:NL:GHARL:2015:6334
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis rechtbank in ontnemingszaak met betrekking tot legale inkomsten en kasopstelling
In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juli 2014. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, die een vordering op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht had behandeld. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 21 juli 2015, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. Y. Taghi.
Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had geoordeeld en dat het vonnis met overneming van de gronden bevestigd diende te worden. De raadsman had stukken overgelegd ter onderbouwing van de stelling dat er legale inkomsten waren, maar het hof betwijfelde het waarheidsgehalte van deze stukken. De stukken toonden niet aan dat er sprake was van een daadwerkelijk dienstverband, en het hof volgde de rechtbank in haar oordeel dat het gestelde salaris niet in de kasopstelling diende te worden meegenomen.
Daarnaast had de raadsman een verzoek gedaan tot het horen van getuigen, maar het hof wees dit verzoek af, omdat het te laat was ingediend. Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn gedaan. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. R. de Groot als voorzitter, en de uitspraak vond plaats in tegenwoordigheid van de griffier, mr. I.I.D. Leene.