ECLI:NL:GHARL:2015:632

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
14/00533 tot en met 14/00536
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 januari 2015 uitspraak gedaan op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep. Het verzetschrift was ontvangen op 17 november 2014 en richtte zich tegen de uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van het Hof van 13 november 2014, waarin het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had eerder op 13 maart 2014 uitspraak gedaan, waartegen belanghebbende hoger beroep had ingesteld. De hogerberoepstermijn eindigde op 24 april 2014. Belanghebbende stelde dat zij tijdig een pro forma hoger beroep had ingesteld per aangetekende brief van 22 april 2014, maar dat deze brief niet was ontvangen door de griffie van het Hof.

Het Hof heeft vastgesteld dat het pro forma hogerberoepschrift niet was aangekomen bij de griffie, ondanks dat het tijdig ter post was bezorgd. PostNL had bevestigd dat het poststuk niet in het sorteerproces was opgenomen en als vermist moest worden beschouwd. Het Hof oordeelde dat het niet bezorgen van het hogerberoepschrift niet aan belanghebbende kon worden toegerekend, aangezien dit niet tot het normale risico van aangetekende verzending behoort. Hierdoor werd de niet-ontvankelijkverklaring onterecht geacht.

De uitspraak concludeerde dat het verzet gegrond was, waardoor de eerdere uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer verviel en het onderzoek door het Hof moest worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er werd geen kostenveroordeling opgelegd, omdat belanghebbende hierop geen aanspraak maakte.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
vierde meervoudige belastingkamer
nummers 14/00533, 14/00534, 14/00535 en 14/00536
uitspraakdatum:
27 januari 2015
Uitspraak op verzet

1.De uitspraak waarvan verzet

Het verzetschrift van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende), is ter griffie van het Hof ontvangen op 17 november 2014. Het richt zich tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 13 november 2014 op het hoger beroep van belanghebbende. Een kopie van die uitspraak, waarbij belanghebbendes hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard, is aan deze uitspraak gehecht.

2.Behandeling van het verzet

2.1.
Tot de stukken waarop het Hof bij de beoordeling van het verzet acht slaat behoren onder meer het hogerberoepschrift en het verzetschrift van belanghebbende.
2.2.
Ter zitting van het Hof gehouden op 8 januari 2015 te Arnhem is namens belanghebbende de heer [A] verschenen.

3.De vaststaande feiten en de gronden van het verzet

3.1.
Belanghebbende heeft bij brief van 27 mei 2014, ter griffie van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) ontvangen op 28 mei 2014 en ter griffie van het Hof ontvangen op 2 juni 2014, hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de Rechtbank van 13 maart 2014, zaaknummers AWB 13/3504, AWB 13/3505, AWB 13/3506 en AWB 13/3507.
3.2.
Uit de stukken van het geding volgt dat de Rechtbank een afschrift van de uitspraak op 13 maart 2014 per aangetekende post aan belanghebbende heeft verzonden.
3.3.
De hogerberoepstermijn is op 24 april 2014 geëindigd.
3.4.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof is belanghebbendes hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het Hof het hogerberoepschrift na het einde van de hogerberoepstermijn heeft ontvangen. Daarbij heeft het Hof overwogen dat nu de poststempel van de enveloppe waarin het hogerberoepschrift is verzonden de datum 27 mei 2014 en het tijdstip 14:09 uur vermeldt, het poststuk ook niet vóór het einde van de hogerberoepstermijn ter post is bezorgd en dat belanghebbende op grond daarvan niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de bestreden uitspraak van de Rechtbank.
3.5.
In het verzetschrift stelt belanghebbende dat zij ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard in haar hoger beroep nu zij reeds per aangetekende brief van 22 april 2014 pro forma – en daarmee tijdig – hoger beroep heeft ingesteld en dat zij bij vorenbedoelde brief heeft verzocht om uitstel voor nadere motivering van haar hoger beroep.
3.6.
Ter onderbouwing van haar stelling heeft belanghebbende bij het verzetschrift een afschrift van een brief met dagtekening 22 april 2014 gevoegd. Vorenbedoelde brief is geadresseerd aan Rechtbank Arnhem, Sector Belastingrecht, Postbus 9030, 6800 RA Arnhem en betreft (het) ‘instellen van proforma beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 13 maart 2013 inzake procedures AWB 13/3504, AWB 13/3505, AWB 13/3506 en AWB 13/3507 (…)’.
3.7.
Voorts heeft belanghebbende ter onderbouwing van haar stelling een afschrift van het verzendbewijs van het pro forma beroepschrift overgelegd afkomstig van PostNL waarbij onder vermelding van barcode [000000] een aangetekende brief met het gewicht 45 gram aan het adres Postbus 9030 6800 EM ARNHEM is verzonden op 22 april 2014 tijdstip 12.16 uur.
3.8.
Gebleken is dat ter griffie van de Rechtbank noch ter griffie van het Hof het vorenbedoelde pro forma hogerberoepschrift is ingekomen.
3.9.
Uit nader onderzoek van het Hof naar de verzendstatus van het vorenbedoelde pro forma beroepschrift is gebleken dat via de onder 3.7 genoemde barcode geen online gegevens beschikbaar waren bij de daartoe gebezigde website van PostNL; www.tracktrace.nl. Telefonische navraag door de griffier van het Hof bij de klantenservice van PostNL leerde dat het poststuk op 22 april 2014 om 12.16 uur is aangeboden bij het postkantoor te [Z]. Nadat het poststuk door PostNL is afgehaald bij het postkantoor, is het poststuk vervoerd naar het distributiecentrum van PostNL. In het distributiecentrum is het poststuk evenwel niet in het sorteerproces terechtgekomen. Het gevolg hiervan is dat het poststuk door PostNL niet is afgeleverd aan het op het poststuk vermelde postadres en dat het poststuk door haar evenmin aan de verzender – belanghebbende – retour is gezonden. Volgens PostNL moet het poststuk als ‘vermist’ worden gekenschetst wanneer zich de omstandigheid, zoals in het onderhavige geval, voordoet dat het poststuk niet binnen vijf werkdagen, nadat het door de verzender is aangeboden aan PostNL, op het postadres is afgeleverd. Wanneer het poststuk niet binnen vijf werkdagen is afgeleverd bij het postadres, ligt het op de weg van de verzender, aldus PostNL, om dit bij PostNL te reclameren.

4.Beoordeling van het verzet

4.1.
Een hogerberoepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken genoemd in artikel 6:7 Awb is ontvangen. Bij verzending per post is een hogerberoepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, tweede lid, Awb).
4.2.
Vaststaat dat de uitspraak van de Rechtbank is gedagtekend op 13 maart 2014 en op die dag is verzonden. De hogerberoepstermijn is geëindigd op 24 april 2014.
4.3.
Gelet op het op het verzendbewijs vermelde postadres ‘Postbus 9030 6800 EM Arnhem’ welk adres het postadres van het Hof betreft en welk adres (vrijwel) overeenkomt met het op het pro forma hogerberoepschrift vermelde adres en het feit dat de dagtekeningen van beide stukken overeenkomen, acht het Hof aannemelijk dat het op het verzendbewijs genoemde poststuk het pro forma hogerberoepschrift betreft zoals belanghebbende in haar verzet stelt.
4.4.
Zoals reeds onder de feiten 3.8 en 3.9 is opgenomen, is uit onderzoek gebleken dat het pro forma hogerberoepschrift niet ter griffie van het Hof is ontvangen. Voorts is uit het onderzoek gebleken dat het poststuk op 22 april 2014 door belanghebbende, derhalve vóór het einde van de hogerberoepstermijn, per aangetekende brief ter post is bezorgd door belanghebbende, doch dat het poststuk door PostNL niet in het sorteerproces is opgenomen hetgeen tot gevolg heeft gehad dat het poststuk niet op het postadres is afgeleverd.
4.5.
Het Hof is van oordeel dat bij verzending per aangetekende post, zoals in het onderhavige geval is geschied, het niet bezorgen van een (hoger)beroepschrift niet tot het normale risico behoort dat men bij verzending per aangetekende post aanvaardt en kan het feit dat het hogerberoepschrift de griffie van het Hof niet heeft bereikt, niet aan belanghebbende worden toegerekend (vergelijk r.o. 4.1 t/m 4.4 van het arrest HR 22 maart 1995, nr. 280, ECLI:NL:HR:1995:AA1557). Onder deze omstandigheden kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende met het indienen van het hogerberoepschrift in verzuim is geweest. Mitsdien dient niet-ontvankelijkverklaring achterwege gelaten te worden (artikel 6:11 Awb).
Slotsom
Het verzet is gegrond. Door deze uitspraak vervalt de uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer en dient het onderzoek door het Hof te worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.

5.Kosten

Nu belanghebbende desgevraagd heeft verklaard daarop geen aanspraak te maken, acht het Hof geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het verzet gegrond, en
  • bepaalt dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Aldus gedaan door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
De beslissing is op
27 januari 2015in het openbaar uitgesproken.
(C.E. te Brake) (A.J. Kromhout)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 29 januari 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden
(belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.