ECLI:NL:GHARL:2015:631

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
14/00542
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aftrek specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2011 werd gehandhaafd. Belanghebbende had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.908 en had specifieke zorgkosten en aftrekbare giften opgevoerd in zijn aangifte. De inspecteur van de Belastingdienst weigerde echter een deel van de opgevoerde zorgkosten en giften, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting werd het geschil besproken, waarbij belanghebbende stelde dat de inspecteur ten onrechte de aftrek van specifieke zorgkosten had beperkt. De inspecteur verdedigde zijn standpunt dat de opgevoerde kosten niet voldoende waren onderbouwd. Het hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op de gevraagde aftrekken, met name voor dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 januari 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/000542
uitspraakdatum: 27 januari 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 april 2014, nummer AWB 13/5840, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amersfoort(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.908. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 69.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 april 2014 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de Inspecteur
[A].
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Tot het huishouden van belanghebbende behoren in 2011 naast zijn echtgenote
[B] (hierna: de echtgenote), zijn zoon [C], geboren [in] 1989 (hierna: de zoon), en zijn dochter [D], geboren [in] 1998 (hierna: de dochter).
2.2
Belanghebbende heeft in zijn, door een belastingconsulent ingevulde aangifte IB/PVV 2011 als persoonsgebonden aftrekpost in aanmerking genomen: uitgaven voor specifieke zorgkosten van € 4.651 en aftrekbare giften van € 878. De specifieke zorgkosten zijn als volgt samengesteld:
Kosten medicijnen € 364
Dieetkosten - 2.300
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed
- 900
€ 3.565
Genees- en heelkundige hulp
- 192
Uitgaven specifieke zorgkosten voor toepassing verhoging € 3.756
Verhoging specifieke zorgkosten 40% van € 3.565 =
- 1.426
Totaal uitgaven specifieke zorgkosten € 5.182
Af: Drempel uitgaven specifieke zorgkosten
- 531
Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten
€ 4.651
2.3
Belanghebbende heeft patiëntenkaarten van hem en zijn gezinsleden overgelegd. Op de patiëntenkaart van de dochter staat onder episoden vermeld dat sinds 5 februari 2008 zevenentwintig contacten zijn geweest over “Allergische rhinitis/conjunctivitis, conchacaustiek.Allergie Graspollen/HSM/Hond/Kat”. De huisarts of zijn assistente heeft het volgende met de hand op de patiëntenkaart bijgeschreven:
“- niet met dieet bekend
- wel met allergie voor:
- graspollen
- huisstofmijt
- hond/kat”
2.4
Op de patiëntenkaarten van de echtgenote staat onder episoden vermeld dat er sinds 5 februari 2008 zestien contacten zijn geweest over “Allergische/Chron. rhinosinusitis, Allergie HSM”. De huisarts of zijn assistente heeft het volgende met de hand op een van de patiëntenkaarten bijgeschreven:
“- niet met dieet bekend
- wel met allergie voor huisstofmijt.”
2.5
Op de patiëntenkaart van de zoon staat onder episoden vermeld dat op 28 maart 2008 contact is geweest over “Allergie huisstofmijt:conjunctivitis/rhinitis”.
2.6
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2011 de aftrekbare giften geweigerd en bij de specifieke zorgkosten voor de echtgenote en de dochter ieder een bedrag van € 300 in aanmerking genomen als uitgaven voor extra kleding en beddengoed en de overige zorgkosten geweigerd, zodat de uitgaven voor specifieke zorgkosten als volgt zijn vastgesteld:
Kosten medicijnen € 0
Genees- en heelkundige hulp - 0
Dieetkosten - 0
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed
- 600
Specifieke zorgkosten € 600
Verhoging specifieke zorgkosten 40%
- 240
Totaal uitgaven specifieke zorgkosten € 840
Af: Drempel uitgaven specifieke zorgkosten
- 531
Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten
€ 309
2.7
Belanghebbende is in 2011 enkele malen naar Marokko gereisd. Hij heeft daar een arts bezocht.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de Inspecteur terecht de uitgaven voor specifieke zorgkosten heeft beperkt tot het onder 2.6 genoemde bedrag. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.2
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vermindering van het belastbare inkomen uit werk en woning, waarbij rekening wordt gehouden met de niet geaccepteerde uitgaven voor specifieke zorgkosten.
3.4
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

Dieetkosten
4.1
Als uitgaven voor specifieke zorgkosten worden onder meer aangemerkt de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor de extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet. Belanghebbende heeft ter zitting van de Rechtbank verklaard, dat hij nooit een aanvraag voor een dieet heeft ingediend bij de huisarts. Nu belanghebbende ook verder niet aannemelijk heeft gemaakt dat een dieet op medisch voorschrift wordt gevolgd, is niet voldaan aan één van de voorwaarden voor de aftrek van kosten van een dieet. De Inspecteur heeft naar het oordeel van het Hof terecht de aftrek van dieetkosten geweigerd.
Beddengoed
4.2
Naast dieetkosten worden als specifieke zorgkosten verder in aanmerking genomen de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven. In artikel 38, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling IB 2001 is bepaald dat deze uitgaven in aanmerking genomen worden voor een bedrag van € 300 dan wel, indien blijkt dat die uitgaven € 600 te boven gaan, voor een bedrag van € 750, indien de genoemde uitgaven voortvloeien uit ziekte of invaliditeit van een persoon die tot het huishouden van de belastingplichtige behoort, en de ziekte of invaliditeit ten minste een jaar heeft geduurd of vermoedelijk zal duren.
4.3
Belanghebbende verzoekt voor zijn zoon een forfaitaire vergoeding voor uitgaven van extra kleding en beddengoed en verwijst daarbij naar de patiëntenkaart van zijn zoon. Op die patiëntenkaart staat één consult in het jaar 2008 vermeld waarin klaarblijkelijk over een allergie voor huisstofmijt is gesproken. De enkele vermelding op een patiëntenkaart dat over een allergie is gesproken is naar het oordeel van het Hof onvoldoende om in aanmerking te komen voor de aftrek van uitgaven voor extra kleding en beddengoed.
4.4
Voor zover belanghebbende met zijn verwijzing naar zijn aankopen van anti-allergische matrassen, dekbedden en dergelijke en de eigen bijdrage voor een wasdroger heeft willen betogen, dat hij in aanmerking komt voor het hoge forfaitaire bedrag van € 750, faalt dit betoog. Belanghebbende heeft geen betalingsbewijzen overgelegd of voldoende ander bewijs aangedragen van de omvang van deze kosten en de betaling daarvan. Het Hof is daarom van oordeel dat de Inspecteur terecht de uitgaven van extra kleding en beddengoed heeft beperkt tot € 300 per persoon.
Overige specifieke zorgkosten
4.5
Voor de overige specifieke zorgkosten draagt belanghebbende aan dat hij weliswaar veel betalingsbewijzen is kwijtgeraakt, maar dat hij wel kosten heeft gemaakt wegens zijn ziekten en de ziekten van zijn gezinsleden. Ook de betalingsbewijzen voor de vliegreizen naar Marokko heeft hij niet meer voorhanden. Belanghebbende verwijst naar de omstandigheden waaronder hij de betalingsbewijzen is kwijtgeraakt. Belanghebbende zou deze hebben weggegooid toen hij in paniek was over zijn gezondheidstoestand. Volgens belanghebbende zijn in Marokko veel stukken na korte tijd al niet meer voorhanden. Evenmin kan hij voor de betalingen per bank bewijsstukken aandragen, omdat de bankafschriften maar voor een jaar raadpleegbaar zijn via internet. Hij weet niet meer hoe zijn belastingconsulent aan de in de aangifte IB/PVV 2011 genoemde bedragen is gekomen en waarom de belastingconsulent niet de kosten van de vliegreizen heeft opgevoerd als vervoerskosten die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan.
4.6
De Inspecteur betwist dat belanghebbende kosten heeft gemaakt en als er al kosten zijn gemaakt, dat deze op belanghebbende hebben gedrukt.
4.7
Op de belanghebbende rust de last aannemelijk te maken dat hij uitgaven heeft gedaan voor specifieke zorgkosten. Belanghebbende heeft geen bewijsstukken overgelegd, waaruit blijkt dat hij tot de in de aangifte genoemde bedragen kosten voor medicijnen en genees- en heelkundige hulp heeft gedaan of tot welk bedrag op hem de kosten van de vliegreizen naar Marokko hebben gedrukt. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij kosten voor medicijnen, genees- en heelkundige hulp en vervoer heeft gemaakt en dat de kosten van de vliegreizen naar Marokko op hem hebben gedrukt.
4.8
Aan voornoemde oordelen doen niet af de door belanghebbende aangedragen omstandigheden waardoor hij niet meer over de betalingsbewijzen kan beschikken, omdat deze omstandigheden voor risico van belanghebbende komen.
Heffingsrente
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de beschikkingen heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrenten aangevoerd. Nu de belastingaanslag niet worden verminderd, is er ook geen aanleiding voor een vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrente.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. C.M. Ettema en
mr. A.J.H. van Suilen, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 27 januari 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts)
(R.F.C. Spek)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 januari 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.