Uitspraak
1.V.O.F. [geïntimeerde 1] ,
de vof,
2. [geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3] ,
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerden],
de gemeente,
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
12 maart 2009 ontvingen reeds gedurende twintig jaren in het bezit waren van de strook grond. Op [geïntimeerden] rust op grond van de hoofdregel van bewijsrecht van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van feiten en omstandigheden waaruit is af te leiden dat zij de strook grond in bezit hebben genomen en gehouden. [geïntimeerden] hebben bij tussenarrest van 31 december 2013 hiertoe een bewijsopdracht gekregen.
31 december 2013 is vastgesteld en hiertegen niet is gegriefd. Dat het gebruik van de kade in de loop van de jaren wat ruimer is geworden maakt dat niet anders. De grond is in gebruik genomen en de gemeente heeft dat geaccepteerd en met de ingebruikneming stilzwijgend ingestemd. Op of na 9 september 1994 zijn [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] de strook grond mogelijk voor zichzelf gaan houden, maar in dat geval is de verjaringstermijn van 20 jaar niet voltooid.
december 1994 bij de ouders van [geïntimeerde 2] in de woonark hebben gewoond en dat de ouders van [geïntimeerde 2] tot die datum als hoofdbewoners van de woonark moeten worden beschouwd, aangezien de ouders van [geïntimeerde 2] tot die datum volledig eigenaar waren van zowel woonark, schuur, garage, als bijbehorend erf. Dit leidt er naar het oordeel van het hof toe dat [geïntimeerden] tot 9 september 1994 in ieder geval de strook grond niet voor zichzelf hebben gehouden en niet als bezitter van de strook grond kunnen worden aangemerkt.