In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een strafbeschikking die hem een geldboete van € 350,00 oplegde voor het opzettelijk beledigen van een ambtenaar tijdens de uitoefening van diens functie. De strafbeschikking was onherroepelijk geworden, maar de verdachte had de boete niet betaald. Het CJIB had meerdere pogingen gedaan om de boete te incasseren, maar zonder resultaat. Hierop heeft het openbaar ministerie de verdachte voor een periode van zeven dagen gegijzeld, zonder dat dit leidde tot betaling van de boete. Het hof oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de strafvervolging en dat de gijzeling de verschuldigdheid van de boete niet opheft. Het hof vernietigde de eerdere strafbeschikking en legde een gevangenisstraf van één week op, met aftrek van de tijd die de verdachte in gijzeling had doorgebracht. Het hof benadrukte dat de dagen in gijzeling enkel verrekend kunnen worden met een eventuele vrijheidsstraf, en niet met de geldboete zelf. De uitspraak is gedaan in het kader van de rechtsgevolgen van de strafbeschikking en de mogelijkheid van vervolging in etappes, zoals vastgelegd in de wet.