ECLI:NL:GHARL:2015:6115

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
21-007072-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot vijf jaar gevangenisstraf voor gewelddadige overval op bejaarde man met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor een gewelddadige overval op een 76-jarige man in diens woning op 11 mei 2014. De overval werd gekenmerkt door fors geweld, waarbij de verdachte en een mededader de man bij de armen grepen, hem de trap op sleurden, hem in het gezicht stompten en hem met een mes bedreigden om zijn pinpas en pincode te verkrijgen. Na de overval hebben de daders geprobeerd geld op te nemen bij een geldautomaat met de gestolen pinpas. Camerabeelden van deze poging, die werden uitgezonden in het televisieprogramma 'Opsporing Verzocht', leidden tot de herkenning van de verdachte. Ondanks dat de verdachte aanvankelijk zijn betrokkenheid ontkende, erkende hij later dat hij op de camerabeelden te zien was. Het hof achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de overval wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en tapgesprekken. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en heeft geen medewerking verleend aan gedragskundig onderzoek. Het hof oordeelde dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, die blijvende schade heeft ondervonden van de overval. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd toegewezen, en het hof gelastte de teruggave van een in beslag genomen broche aan het slachtoffer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007072-14
Uitspraak d.d.: 20 augustus 2015
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 27 november 2014 met parketnummer 08-952415-14 in de strafzaak tegen

[Verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1967] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans verblijvende in de PI Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein,
De Liesbos 100, 3439 LC Nieuwegein.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 februari 2015, 13 mei 2015 en 6 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof het inbeslaggenomen mes en de flacon multi-cleaner verbeurd zal verklaren en de teruggave aan aangever [benadeelde] zal gelasten van de inbeslaggenomen broche. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J. Michels, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) - heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of een sleutelbos, althans één of meer sleutel(s) en/of één of meer sieraad/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of aangeklopt en/of (vervolgens)
- (nadat die [benadeelde] de deur van de woning had geopend) die [benadeelde] (direct) bij de arm(en) heeft/hebben (vast)gepakt en/of (vast)gehouden en/of vastgegrepen en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] de trap op heeft/hebben gesleurd en/of gesleept en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd en/of gezegd, in elk geval medegedeeld: "we komen om geld " en/of "je hebt geld in huis, je hebt een kluis" en/of "we willen je geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal (krachtig) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond, althans duidelijk zichtbaar heeft/hebben voorgehouden en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] om zijn pinpas en/of pincode heeft/hebben gevraagd en/of (daarbij) die [benadeelde] bij zijn duim heeft/hebben gepakt en gezegd dat hij/zij die duim zou(den) breken wanneer hij zijn pincode niet zou vertellen en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] op zijn bed (met zijn armen op de rug) heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens)
- de/een (trouw)ring van de vinger van die [benadeelde] heeft/hebben (af)getrokken en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat ze terug zouden komen als hij de politie zou bellen en/of (vervolgens)
- (terwijl die [benadeelde] weerloos en/of gewond en/of vastgebonden op een bed lag) de portemonnee en/of de sleutels en/of de sieraad/sieraden heeft/hebben meegenomen;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
geldautomaat weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een tevoren
gestolen pinpas in die geldautomaat heeft ingevoerd en/of vervolgens een zogenaamde
PINcode/4-cijferige code heeft ingetoetst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen omtrent het bewijs voor het onder 1 ten laste gelegde

Verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij in de avond van 11 mei 2014, tezamen met een onbekend gebleven mededader, een 76-jarige alleenwonende man, aangever [benadeelde] , in zijn woning aan de [adres] te [plaats] met fors geweld heeft overvallen. Onder de bij die overval weggenomen goederen bevond zich de bankpas van [benadeelde] . De overvallers wisten aangever met geweld te dwingen tot afgifte van de bijbehorende pincode. Kort nadat de overvallers de woning hadden verlaten – het hof stelt vast: ten hoogste drie kwartier daarna – werd vergeefs getracht met de betreffende pas geld op te nemen bij een pinautomaat aan de [straat] te [plaats] (feit 2). Van die pogingen zijn camerabeelden voorhanden. Naar aanleiding van uitzending van die beelden in het televisieprogramma ‘Opsporing Verzocht’ werd de man bij de pinautomaat door meerdere personen uit zijn directe omgeving herkend als verdachte [Verdachte] .
Verdachte heeft gedurende het gehele opsporingsonderzoek alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg elke betrokkenheid bij het onder 1 en 2 ten laste gelegde ontkend. Eerst bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op
19 februari 2015 heeft verdachte erkend dat hij inderdaad degene is, die op de hiervoor bedoelde camerabeelden te zien is. Verdachte blijft evenwel bij zijn stellige ontkenning iets met de overval op [benadeelde] van doen te hebben gehad. Volgens zijn verklaringen zou een goede kennis van hem, [medeverdachte] , in het dossier ook aangeduid als ‘ [medeverdachte] ’, hem even daarvoor op zijn, verdachtes, toenmalige verblijfsadres aan de [adres] te [plaats] hebben opgezocht. Deze [medeverdachte] , met wie verdachte toen een zeer goede band had, zou verdachte hebben verzocht om met een in zijn bezit zijnde bankpas geld op te nemen, nadat eigen pogingen daartoe niet tot resultaat hadden geleid. Daarop zou verdachte samen met [medeverdachte] naar de pinautomaat aan de [straat] te [plaats] zijn gegaan, waarna het hierna onder 2 bewezen verklaarde feit plaatsvond.
Uit onderzoek is gebleken dat het om twee pogingen gaat, beide uitgevoerd op 11 mei 2014 om 22.29 uur, welk tijdstip overeenkomt met de datum- en tijdweergave op de camerabeelden. Uit het proces-verbaal van bevindingen (pagina 217 van het proces-verbaal van politie) blijkt dat verbalisanten om 22.30 uur van de meldkamer het verzoek kregen om naar de woning van aangever te gaan terzake van een aldaar gepleegde overval. Aangever heeft verklaard dat hij zich, na het vertrek van de overvallers, eerst heeft moeten bevrijden uit zijn vastgebonden toestand, hetgeen naar zijn inschatting zo’n tien minuten heeft geduurd.
Verdachte heeft verklaard zich weliswaar te hebben gerealiseerd dat de pas mogelijk een onrechtmatige herkomst had, maar zeker niet te hebben geweten dat die was buitgemaakt bij een woningoverval op een bejaarde man. Verdachte heeft tevens verklaard ervan overtuigd te zijn dat ook [medeverdachte] niet bij die overval betrokken was. [medeverdachte] zou – volgens verdachte - op zijn beurt weer zijn benaderd door twee personen die in een aan de [straat] geparkeerde auto zaten te wachten op het resultaat van de pintransactie.
Het hof stelt allereerst vast dat verdachte eerst in hoger beroep met deze verklaring naar voren komt en toegeeft dat hij degene is geweest die zichtbaar is bij de pinautomaat. Waarom verdachte dit eerder halsstarrig heeft ontkend, is niet uit de verf gekomen.
Verdachtes nieuwe verhaal - als zouden de daders van de overval [medeverdachte] benaderd hebben om voor hen te pinnen en [medeverdachte] op zijn beurt daarvoor, na een mislukte poging, bij verdachte aan de deur zijn geweest – is voorts ongeloofwaardig en onaannemelijk. Nog afgezien van het gegeven dat deze omslachtige gang van zaken vrijwel onmogelijk binnen de reeds eerdergenoemde korte tijdspanne plaats kon vinden, ontbreekt daarin elke rede of logica en vindt deze verklaring geen steun in de beschikbare processtukken. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat hier geen sprake is van een ‘redelijke de redengevendheid ontzenuwende verklaring’ van de zijde van verdachte. Bovendien is uit het onderzoek naar de bankpas niet gebleken van de beweerdelijke pogingen van [medeverdachte] vóór 22.29 uur.
De ter terechtzitting van 19 februari 2015 (deels) gewijzigde procesopstelling van verdachte was voor het hof aanleiding om voornoemde [medeverdachte] , dan wel [medeverdachte] , op te roepen als getuige. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2015, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , komt evenwel naar voren dat [medeverdachte] in januari/februari 2015 in zijn land van herkomst, Bulgarije, zou zijn overleden. Hoewel daarvan geen officiële bevestiging voorhanden is, houdt het hof het ervoor dat het horen van [medeverdachte] niet langer tot de mogelijkheden behoort.
[medeverdachte] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris op 27 oktober 2014 een belastende verklaring over de betrokkenheid van verdachte bij de overval afgelegd. Het hof heeft voorts gelet op een drietal getapte telefoongesprekken (dossierpagina 37 tot en met 44), die op 3 en 4 juni 2014 zijn gevoerd tussen [medeverdachte] / [medeverdachte] en [vriendin verdachte] , een vriendin van verdachte. Daaruit valt af te leiden dat verdachte aan [medeverdachte] heeft medegedeeld, dat hij met een ander de overval op de bejaarde man heeft gepleegd, hetgeen [medeverdachte] bij de rechter-commissaris heeft bevestigd. De inconsistenties in de verklaringen van [medeverdachte] geven het hof, anders dan de raadsman, geen reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid daarvan op de hoofdlijn, te weten de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde.
Op grond van het feit dat verdachte (zeer) korte tijd na de overval in het bezit was van de bankpas en getracht heeft daarmee geld op te nemen, de hiervoor genoemde tapgesprekken alsmede de door [medeverdachte] ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaring acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De door en namens verdachte gevoerde verweren, strekkende tot vrijspraak van bedoeld feit worden weerlegd door de bewijsmiddelen, zoals deze later in een eventueel op te maken aanvulling op dit arrest nader zullen worden opgenomen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 mei 2014 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - in een woning gelegen aan de [adres] - heeft weggenomen een portemonnee met inhoud en een sleutelbos,en sieraden, toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader:
- bij die woning hebben aangebeld en vervolgens
- nadat die [benadeelde] de deur van de woning had geopend die [benadeelde] direct bij de armen hebben vastgegrepen en vervolgens
- die [benadeelde] de trap op hebben gesleept en vervolgens
- tegen die [benadeelde] hebben geroepen: "we komen om geld " en "je hebt geld in huis, je hebt een kluis" en "we willen je geld", en vervolgens
- die [benadeelde] krachtig in het gezicht hebben gestompt en vervolgens
- die [benadeelde] een mes hebben getoond en vervolgens
- die [benadeelde] om zijn pinpas en pincode hebben gevraagd en daarbij die [benadeelde] bij zijn duim hebben gepakt en gezegd dat zij die duim zouden breken wanneer hij zijn pincode niet zou vertellen en vervolgens
- die [benadeelde] op zijn bed met zijn armen op de rug hebben vastgebonden en vervolgens
- de trouwring van de vinger van die [benadeelde] hebben afgetrokken en vervolgens
- tegen die [benadeelde] hebben gezegd dat ze terug zouden komen als hij de politie zou bellen en vervolgens
- terwijl die [benadeelde] weerloos en gewond en vastgebonden op een bed lag de portemonnee en de sleutels en de sieraden hebben meegenomen;
2
hij op 11 mei 2014 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg
te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde] , en dat weg te nemen
geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een tevoren
gestolen pinpas in die geldautomaat heeft ingevoerd en vervolgens een
PINcode heeft ingetoetst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen;
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte heeft het hof gelet op de psychologische rapportage van H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog, en de psychiatrische rapportage van A.
Haverkamp, psychiater, van 8 augustus 2014.
Omdat verdachte heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan tot totstandkoming van gedragskundig onderzoek, konden geen uitspraken worden gedaan over het al dan niet bestaan van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, noch over de mate waarin het ten laste gelegde aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is derhalve strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige roofoverval op een bejaarde man in diens woning en een poging om met de gestolen bankpas geld op te nemen. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer - onmiddellijk nadat deze nietsvermoedend zijn voordeur had geopend - vastgegrepen, de trap op gesleurd, hem krachtig in het gezicht gestompt, hem een mes getoond en zijn duim zodanig hard omgebogen voor het verkrijgen van de pincode dat het aanbrengen van gips nodig was. De zich in het dossier bevindende foto’s van het aangezichtsletsel van het slachtoffer spreken voor zich. Ten slotte hebben verdachte en zijn mededader het slachtoffer aan polsen en enkels vastgebonden met een stofzuigersnoer en zo hebben ze hem in hulpeloze toestand achtergelaten.
Uit de aangifte is voorts af te leiden dat de overvallers kennelijk hadden verwacht een kluis met (veel) geld aan te treffen. Het feit dat de kluis slechts documenten bleek te bevatten, verklaart wellicht mede het zeer hardhandige optreden van verdachte en zijn mededader. Zij hebben zich naast de bankpas meester gemaakt van de sleutelbos van het slachtoffer en de sieraden van zijn overleden echtgenote. Ook hebben zij niet geschroomd om de beide trouwringen van zijn vinger te halen. Daardoor hebben zij, naast de forse aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, hem tevens zwaar getroffen door het wegnemen van eigendommen met een sterke gevoelswaarde.
Uit de toelichting op zijn vordering als benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer vastbesloten is het gebeuren niet uit te laten groeien tot een trauma. Dat neemt niet weg dat het niet anders kan dan dat zijn gevoel van veiligheid in de eigen woning in hoge mate en blijvend is verstoord.
Het hof heeft voorts gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juli 2015. Hieruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De eerder opgelegde ISD-maatregel en meerdere (klinische) behandelingen voor zijn verslaving aan diverse middelen hebben geen zichtbaar resultaat opgeleverd. Aan gedragskundig onderzoek noch aan reclasseringsrapportage heeft verdachte zijn medewerking willen verlenen. Niettemin bestaat bij de gedragsdeskundigen het vermoeden van een lacunaire gewetensfunctie.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren een passende en noodzakelijke reactie is op het bewezen verklaarde. Bijzondere omstandigheden, die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden, acht het hof niet aanwezig. Dit brengt mee dat het ter terechtzitting van 6 augustus 2015 door de raadsman gedane verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis zal worden afgewezen.

Verbeurdverklaring

Het onder 1 bewezen verklaarde is begaan met behulp van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven steakmes, terwijl de opsporing daarvan belemmerd is met behulp van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven fles multi-cleaner. Het hof heeft niet kunnen vaststellen aan wie zij toebehoren. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Teruggave

Het hof zal de teruggave aan aangever gelasten van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een broche in de vorm van een koeienkop.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.024,98 (bestaande uit € 324,98 materiële schade en € 2700,- immateriële schade) , vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is door de verdediging niet weersproken (anders dan dat verdachte ontkent het betreffende feit te hebben begaan) en komt het hof ook overigens niet als onrechtmatig of ongegrond voor. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36f, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een steakmes;
- een fles multi-cleaner.
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een broche in de vorm van een koeienkop.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.024,98 (drieduizend vierentwintig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 324,98 (driehonderd-vierentwintig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 2.700,00 (tweeduizend zevenhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding voor materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.024,98 (drieduizend vierentwintig euro en achtennegentig cent) bestaande uit
€ 324,98 (driehonderdvierentwintig euro en achtennegentig cent) materiële schade en
€ 2.700,00 (tweeduizend zevenhonderd euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting voor materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Aldus gewezen door
mr. P. Koolschijn, voorzitter,
mr. M.H.M. Boekhorst Carrillo en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 20 augustus 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.