ECLI:NL:GHARL:2015:6114

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
200.173.012
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoeken tot vervangende toestemming voor verhuizing en wijziging zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over verzoeken tot vervangende toestemming voor verhuizing en wijziging van de zorgregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats] en hen in te schrijven op respectievelijk de middelbare school en basisschool in die plaats. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft verweer gevoerd en is met een incidenteel hoger beroep gekomen tegen de afwijzing van zijn verzoek tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder inmiddels met de kinderen naar [woonplaats] is verhuisd, ondanks de afwijzing van haar verzoek door de rechtbank. Het hof heeft de belangen van beide ouders en de kinderen afgewogen. De moeder heeft aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk is vanwege financiële redenen en de mogelijkheid om een betere leefomgeving voor de kinderen te creëren. De vader heeft zijn bezorgdheid geuit over de toegenomen afstand en de impact op zijn contact met de kinderen. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat het belang van de moeder om te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het behoud van de huidige zorgregeling. Het hof heeft de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen en hen in te schrijven op de scholen in [woonplaats]. Tevens is de zorgregeling aangepast, waarbij de overdracht van de kinderen op vrijdag en zondag is vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.173.012
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 382159)
beschikking van de familiekamer van 18 augustus 2015
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.S. Timmermans te Amsterdam,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.A.J. van Putten te Almere.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 maart 2015 en 1 mei 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 7 juli 2015;
- een journaalbericht van mr. Timmermans van 16 juli 2015 met bijlagen 12, 31 en 32, ingekomen op 17 juli 2015;
- het verweerschrift, ingekomen op 27 juli 2015.
2.2
Op 27 juli 2015 is [kind 1] verschenen, die buiten aanwezigheid van de vader en de moeder door het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 3 augustus 2015 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen bijgestaan door zijn advocaat. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Mellema, advocaat te Amsterdam. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is niemand verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is op 17 januari 2007 ontbonden door echtscheiding.
Zij zijn van 26 september 2003 tot 17 januari 2007 gehuwd geweest.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2001 te [plaats] en
- [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2004 te [plaats],
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
De moeder heeft met haar nieuwe partner, [A], een dochter [kind 3], geboren op [geboortedatum] 2008. De vader heeft met zijn inmiddels ex-partner, [B], twee kinderen gekregen: [kind 4] ([kind 4]), geboren op [geboortedatum] 2008, en [kind 5] ([kind 5]), geboren op [geboortedatum] 2010. De vader heeft thans een relatie met [geboortedatum], die een dochter heeft genaamd [kind 6], geboren op [geboortedatum] 2005.
3.4
Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 3 januari 2007 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is bepaald dat het tussen partijen overeengekomen convenant deel uitmaakt van de beschikking. In dit convenant zijn partijen overeengekomen dat de kinderen woonachtig zijn bij de moeder en dat zij bij de vader zijn:
één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 18.00 uur tot zondag 21.00 uur, één (oppas)dag per week van 8.00 uur tot 21.00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen, nader overeen te komen in onderling overleg.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn thans nog in geschil de door de vrouw verzochte vervangende toestemming om te verhuizen en de door de man verzochte wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de verzoeken van partijen afgewezen.
4.2
De moeder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van 1 mei 2015. De grieven zien op de afwijzing van het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om te verhuizen. De moeder verzoekt het hof vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te mogen verhuizen naar [woonplaats], vervangende toestemming te verlenen om [kind 1] met ingang van het schooljaar 2015/2016 in te schrijven op de middelbare school "[School]" te [woonplaats], alsmede vervangende toestemming te verlenen om [kind 2] met ingang van het schooljaar 2015/2016 in te schrijven op de basisschool "[School]" te [woonplaats], een en ander indien en voor zover de vader weigerachtig blijft om zijn benodigde toestemming te verlenen.
4.3
De vader heeft verweer gevoerd en is op zijn beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De (voorwaardelijke) grief ziet op de afwijzing van het verzoek van de vader tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Hij heeft tevens zijn verzoek gewijzigd.
De vader verzoekt in het principaal hoger beroep het verzoek van de moeder af te wijzen en in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen, indien aan de moeder wel vervangende toestemming tot verhuizing naar [woonplaats] wordt verleend, en opnieuw beschikkende te bepalen dat de beschikking van de rechtbank Utrecht van 3 januari 2007 wordt gewijzigd voor zover het de vastgestelde omgangsregeling ter zake de kinderen betreft en te bepalen dat de kinderen één weekend per 14 dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 21.00 uur bij de vader zullen verblijven, waarbij de moeder de kinderen vrijdagmiddag na school naar de vader brengt en de vader de kinderen op zondag bij de moeder thuis brengt, alsmede de helft van alle schoolvakanties en feestdagen, nader overeen te komen in onderling overleg, dan wel een zorgregeling die het hof juist acht.
4.4
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank, en in hoger beroep het hof, worden voorgelegd.
5.2
Het hof stelt voorop dat uit het bepaalde in artikel 1:253a BW volgt dat het hof een zodanige beslissing dient te nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Ingevolge artikel 1:253a BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders getroffen regeling daarover wijziging op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.4
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
Ten aanzien van het verzoek tot vervangende toestemming
5.5
De moeder verzoekt het hof om haar alsnog vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing naar [woonplaats]
De moeder handhaaft in hoger beroep haar standpunt dat zij belang heeft bij de verhuizing. Volgens de moeder is de verhuizing in eerste instantie ingegeven door een financiële noodzaak. De maandelijkse lasten voor de woning in Utrecht werden te hoog. De moeder moest steeds meer werken om samen met haar partner de lasten te kunnen blijven voldoen, mede ook door het wegvallen van de door de vader te betalen kinderalimentatie. Dit speelde in dezelfde periode dat de psycholoog van [kind 2] aangaf dat [kind 2] er baat bij zou hebben als de moeder minder zou werken. Door de aankoop van de woning in [woonplaats] zijn de maandelijkse lasten verlaagd en kan de moeder minder (maximaal 16) uur per week gaan werken. Ook werd door de aanzienlijke reistijd van het twee keer in de week oppassen in Utrecht voor de schoonmoeder van de moeder te zwaar. De schoonmoeder woont nu op zeven minuten afstand van de woning in [woonplaats]. Verder hebben de moeder en haar partner in [woonplaats] een sociaal vangnet van familie en vrienden. De kinderen kennen de omgeving van [woonplaats] goed, omdat zij er al regelmatig hebben verbleven bij familie en vrienden. Voor [kind 1] is het van belang dat zij van school wisselt, omdat op haar oude school een vervelende ervaring heeft gehad. De school in [woonplaats] biedt bovendien voor [kind 1] de mogelijkheid van een Mavo plus klas, hetgeen op haar oude school niet tot de mogelijkheden behoorde. Voorts heeft de werkgever van de partner van de moeder aangegeven dat het vanuit het oogpunt van zijn werkbelasting van belang is dat hij woonachtig is in de regio Arnhem/Nijmegen omdat hij daar betrokken is bij een aantal opdrachten Volgens de moeder zal de reistijd van de kinderen van en naar de vader slechts toenemen met 20 minuten per enkele reis.
5.6
De vader stelt dat zijn belang en het belang van de kinderen dient te prevaleren boven het belang van de moeder. De vader vreest dat hij door de verhuizing minder contact met de kinderen zal hebben en minder betrokken zal zijn bij hun leven. De reistijd zal fors toenemen en de reiskosten zullen stijgen. Gelet op de leeftijd van [kind 1] en [kind 2] zullen zij naar verwachting in de weekenden steeds meer een eigen leven gaan leiden met afspraken op het gebied van werk, sport en sociale contacten. De zorgregeling zal dan moeilijker uit te voeren zijn, naar mate de afstand tussen de vader en de kinderen verder toeneemt. Volgens de vader hebben de kinderen en hij baat bij een laagdrempelige omgang. De vader zou het liefst zien dat de kinderen, zodra ze wat ouder zijn, de mogelijk hebben om spontaan bij hem langs te gaan als ze daar zin in hebben. Ook zal het voor de vader door de verhuizing nog lastiger worden om de tienminutengesprekken op de scholen van de kinderen bij te wonen, hetgeen ten koste gaat van zijn betrokkenheid in het leven van de kinderen.
5.7
Het hof stelt vast dat de moeder inmiddels met de kinderen naar [woonplaats] is verhuisd. De woning in Utrecht is verkocht en geleverd en de kinderen verblijven feitelijk reeds in [woonplaats]. Het hof rekent de moeder haar handelwijze in deze wel aan. Zij heeft de verhuizing naar [woonplaats] doorgezet ondanks de ontbrekende toestemming van de vader en de afwijzing van haar verzoek om vervangende toestemming door de rechtbank. Ter mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat zij zich realiseert dat zij niet correct heeft gehandeld en de vader tekort heeft gedaan.
5.8
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het belang van de moeder om te verhuizen naar [woonplaats] met name is ingegeven door haar persoonlijke wens en die van haar partner om in [woonplaats] een nieuw leven op te bouwen, dichter bij het werk van de partner en dichter bij hun sociale netwerk. De door de moeder gestelde financiële noodzaak is ook voor het hof niet komen vast te staan. Wel acht het hof voldoende aannemelijk dat de moeder door de aanschaf van een "goedkopere" woning in [woonplaats], meer financiële ruimte zal krijgen, waardoor zij in staat zal zijn minder (maximaal 16 uur per week) te gaan werken. Ook kan de schoonmoeder van de vrouw door de kortere reisafstand tussen [woonplaats] en [plaats] makkelijker bijspringen indien dit nodig is.
5.9
Een verhuizing van de moeder met [kind 1] en [kind 2] naar [woonplaats] is daartegenover niet in het belang van de vader. Door deze verhuizing zal de reisafstand van de kinderen naar hun vader in ieder geval met 20 minuten enkele reis toenemen. De vader is daarnaast onlangs toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP), een toename in de kosten die de vader moet maken voor de omgang met [kind 1] en [kind 2], hoe gering die dan ook mogen zijn, zullen hem belasten. Het hof begrijpt dat vader zich niet zozeer zorgen maakt om de verhuizing van de kinderen naar een andere plaats, maar dat hij zich met name zorgen maakt om de "verdere verwijdering" tussen hem en [kind 1] en [kind 2]. [kind 2] heeft ook meerdere malen aan de vader aangegeven, dat zij hem graag vaker zou willen zien.
5.1
Alle belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegend, komt het hof tot de conclusie dat het belang van de moeder om met de [kind 1] en [kind 2] naar [woonplaats] te verhuizen en hen aldaar op een school in te schrijven, zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een afwijzing van het verzoek van de moeder. Het hof acht hierbij van doorslaggevend belang dat de vader en de moeder reeds sinds 2007 uit elkaar zijn. Zowel de vader als de moeder hebben in de jaren na het uiteengaan van partijen met een nieuwe partner een nieuw gezin gesticht en hebben hun levens daarop ingericht. Sinds december 2008 woont moeder met haar gezin al niet meer in de directe omgeving van de vader en bestaat er een weekendregeling. [kind 1] en [kind 2] hebben dan ook al geruime tijd een stabiele woon- en leefomgeving bij de moeder, haar partner, [A], en hun halfzusje [kind 3] en hebben er belang bij dat dit ook zo blijft. Naast het feit dat de zorg voor [kind 1] en [kind 2] grotendeels op de moeder neerkomt, draagt zij ook financieel alle lasten. Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat, nu partijen al zo lang uit elkaar zijn, het moment daar is dat de moeder in de gelegenheid dient te zijn haar eigen leven in te delen waarbij ook de belangen van haar partner en haar nieuwe gezin een grotere rol mogen spelen. De moeder heeft voldoende aangetoond dat de verhuizing naar [woonplaats] haar niet alleen in de gelegenheid stelt om minder te gaan werken en meer tijd met de kinderen door te brengen, maar dat zij in [woonplaats] ook kan terugvallen op een sociaal netwerk van vrienden en familie. Voorts verbetert de reisafstand naar het werk voor haar partner en zijn de kinderen bekend met de omgeving van [woonplaats] door eerdere bezoeken aan vrienden en familie. Ten slotte acht het hof van belang dat de omgangsregeling met de vader, afgezien van de toename in de reisafstand van 20 minuten enkele reis, niet wezenlijk wijzigt door de verhuizing van de moeder, waarbij de moeder bereid is - hetgeen hierna nader aan de orde zal komen - de vader te compenseren voor de toename in reistijd en kosten. Het hof deelt het standpunt van de vader dat de omgang door de verhuizing minder laagdrempelig wordt niet, nu deze sinds de verhuizing van de moeder en de kinderen naar Utrecht al niet laagdrempelig was. Het standpunt van de vader dat de kans op een uitgebreidere rol voor hem in de toekomst, waarbij de kinderen als zij ouder zijn buiten de omgangsregeling spontaan bij hem op bezoek komen, door de verhuizing aanzienlijk verminderd, volgt het hof evenmin, nu de moeder heeft aangegeven dat zij zodra de kinderen daar oud genoeg voor zijn en vaker naar de vader willen, bereid is de kinderen op de trein te zetten en een bijdrage te leveren in de eventuele kosten.
5.11
Onder verwijzing naar al het vorenstaande is het hof van oordeel dat aan de moeder vervangende toestemming moet worden verleend om met [kind 1] en [kind 2] naar [woonplaats] te verhuizen en hen in te schrijven op respectievelijk de middelbare school "[School]" te [woonplaats] ([kind 1]) en de basisschool "[School]" te [woonplaats] ([kind 2]).
Partijen hebben ter mondelinge behandeling aangegeven zich te conformeren aan deze beschikking van het hof en daarnaar te handelen, zodat de vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op voornoemde scholen slechts zal worden afgegeven voor het geval de vader alsnog zijn medewerking aan de inschrijving weigert.
verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.12
De vader heeft ter mondelinge behandeling zijn verzoek in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep nader toegelicht. Het hof begrijpt dat de vader de in de beschikking van 7 januari 2007 (met verwijzing naar het convenant 29 november 2006) vastgestelde omgangsregeling wenst te handhaven, mits hij beschikt over een woning waarin deze omgang ook mogelijk is. Daarnaast wenst hij dat de in deze beschikking opgenomen zorgregeling wordt uitgebreid met een verdeling tussen partijen van het halen en brengen van de kinderen.
5.13
Nu is gebleken dat indien dit door omstandigheden noodzakelijk blijkt, partijen in staat zijn in onderling overleg af te wijken van de in de beschikking van 7 januari 2007 opgenomen regeling, kan deze naar het oordeel van hof als zodanig in stand blijven. Het hof vertrouwt er op dat zodra de woonomstandigheden van de vader weer wijzigen, dan wel dat [kind 1] weer toe is aan contact met haar vader, partijen wederom uitvoering zullen geven aan deze regeling, dan wel in onderling overleg zullen komen tot een passende omgangsregeling.
5.14
Partijen zijn ter mondelinge behandeling overeengekomen dat zij het halen en brengen van [kind 1] en [kind 2] naar de vader bij helfte zullen delen, in die zin dat de moeder de kinderen op vrijdagmiddag om 17.00 uur in [plaats] (bij Van der Valk in [plaats], dan wel op een tussen partijen in onderling overleg overeen te komen locatie) zal overdragen aan de vader en dat de vader de kinderen op zondagavond om 20.00 uur weer in Harderwijk, dan wel op een tussen partijen in onderling overleg overeen te komen locatie zal overdragen aan de moeder. Het hof leidt hieruit af dat de vader zijn verzoek in het incidenteel hoger beroep dienovereenkomstig heeft gewijzigd.
5.15
Met betrekking tot de vakanties zijn partijen overeengekomen dat zij in januari van elk jaar met elkaar in overleg zullen treden over de vakantieverdeling en dat zij uiterlijk vóór 1 april afspraken zullen hebben gemaakt over de zomervakanties.

6.De slotsom

in het principaal en incidenteel hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven in het principaal hoger beroep en is er overeenstemming in het incidenteel hoger beroep. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 1 mei 2015, en opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming om met de kinderen naar [woonplaats] te verhuizen;
verleent de moeder, voor zover nodig, vervangende toestemming om [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2001, met ingang van het schooljaar 2015/2016 in te schrijven op de middelbare school "[School]" te [woonplaats];
verleent de moeder, voor zover nodig, vervangende toestemming om [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2004, met ingang van het schooljaar 2015/2016 in te schrijven op de basisschool "[School]" te [woonplaats];
wijzigt de beschikking van 3 januari 2007 (en het daaraan gehechte convenant van 29 november 2006 in die zin dat in het kader van de zorg- en contactregeling de overdracht van [kind 1] en [kind 2] op vrijdagmiddag om 17.00 uur en op zondagavond om 20.00 uur in [plaats] plaatsvindt, of op een tussen partijen in onderling overleg overeen te komen locatie, een en ander als overwogen in rechtsoverweging 5.14;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, R. Prakke-Nieuwenhuizen en R. Krijger, bijgestaan door mr. E. Baan als griffier en is op 18 augustus 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.