Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing
- de noodzaak om te verhuizen;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de vader en de moeder met betrekking tot de verhuizing van de minderjarige naar Duitsland. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de rechtbank verzocht om de moeder te verbieden met de minderjarige naar Duitsland te verhuizen, terwijl de moeder vervangende toestemming voor deze verhuizing heeft gevraagd. De rechtbank had eerder de moeder toestemming verleend om te verhuizen, maar de vader was het daar niet mee eens en is in hoger beroep gegaan.
Het hof heeft in zijn overwegingen de belangen van de minderjarige vooropgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende noodzaak heeft aangetoond voor de verhuizing naar Duitsland. De moeder heeft als reden opgegeven dat zij met haar nieuwe partner wil samenwonen, maar het hof oordeelt dat de belangen van de minderjarige zwaarder wegen. De verhuizing zou de minderjarige uit haar vertrouwde omgeving halen en de communicatie tussen de ouders is al problematisch, wat de zorgregeling zou kunnen bemoeilijken.
Het hof heeft ook de mening van de minderjarige in overweging genomen, maar oordeelt dat deze niet doorslaggevend is gezien de omstandigheden. De vader heeft belang bij onverminderd contact met de minderjarige en het hof acht het in het belang van de minderjarige dat zij in haar huidige woonomgeving blijft wonen. Het hof heeft daarom het verzoek van de vader om de verhuizing te verbieden toegewezen en het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen.