Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hier aangeduid als [kind]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft drie grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 27 februari 2015. De moeder betwist de ontvankelijkheid van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Overijssel (verweerster in hoger beroep), in het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat dit verzoek te laat zou zijn ingediend. Daarnaast stelt zij dat de rechtbank te laat een beschikking heeft gegeven en dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is.
Het hof heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [kind] eerder was verlengd en dat de kinderrechter op 27 februari 2015 tijdig heeft beslist over de verlenging. Het hof oordeelt dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat haar belangen zijn geschaad door de late indiening van het verlengingsverzoek. De moeder heeft ook aangevoerd dat de ondertoezichtstelling niet meer in het belang van [kind] is, omdat hij zich goed ontwikkelt en er geen bedreiging voor zijn ontwikkeling is. De GI heeft echter gesteld dat er nog onvoldoende vertrouwen is tussen de ouders om de omgangsregeling zelfstandig uit te voeren.
Na beoordeling van de feiten en de argumenten van beide partijen, concludeert het hof dat de gronden voor de ondertoezichtstelling van [kind] niet langer aanwezig zijn. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter voor de periode tot heden, maar vernietigt de beschikking met ingang van de datum van de uitspraak, waarbij het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen voor de periode vanaf heden.