In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 augustus 2015, staat de vraag centraal of de advocaat van de appellante, [appellante], heeft voldaan aan zijn verplichtingen met betrekking tot het aanvragen van gefinancierde rechtshulp. De appellante had een echtscheidingsprocedure lopen en had een bedrag van € 1.000,- aan de advocaat, [geïntimeerde], betaald, maar een bedrag van € 4.321,39 bleef onbetaald. De advocaat vorderde betaling van het openstaande bedrag, terwijl de appellante zich verweerde door te stellen dat de advocaat niet had onderzocht of zij in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtshulp, wat in strijd zou zijn met gedragsregel 24 van de Gedragsregels Advocatuur 1992.
Het hof oordeelt dat de advocaat niet voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor gefinancierde rechtshulp. De advocaat had moeten overleggen met de appellante over haar recht op gefinancierde rechtshulp en had niet alleen mogen afgaan op de mededelingen van de appellante. Het hof concludeert dat de advocaat tekort is geschoten in zijn verplichtingen, waardoor de appellante zich terecht op de ontbinding van de overeenkomst heeft beroepen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van de advocaat in conventie af, terwijl de appellante in reconventie wordt toegewezen wat zij heeft betaald. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de appellante, die in het gelijk is gesteld.
De uitspraak benadrukt de zorgplicht van advocaten om cliënten goed te informeren over hun recht op gefinancierde rechtshulp, vooral in situaties waarin cliënten mogelijk niet in staat zijn om de kosten van juridische bijstand zelf te dragen. Het hof bevestigt dat de advocaat niet alleen moet afgaan op de informatie van de cliënt, maar ook actief moet onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor gefinancierde rechtshulp.