ECLI:NL:GHARL:2015:5859

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2015
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
200.156.602/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen na beëindiging geregistreerd partnerschap

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ging het om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen, die in 1999 in wettelijke gemeenschap van goederen met elkaar waren gehuwd en later hun huwelijk hadden omgezet in een geregistreerd partnerschap. Dit partnerschap werd beëindigd op 18 juli 2006, waarna partijen een convenant sloten waarin werd afgesproken dat de man een maandelijkse bijdrage van € 300,- zou betalen voor de verzorging van de kinderen. De vrouw diende op 30 december 2013 een verzoekschrift in voor nakoming van deze alimentatieovereenkomst, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank bepaalde dat de man achterstallige betalingen moest voldoen, maar wees het verzoek van de vrouw om de alimentatie te verhogen af.

De man ging in hoger beroep en verzocht de eerdere beschikking te vernietigen en de alimentatie te verlagen. De vrouw bestreed dit verzoek en stelde een incidenteel appel in om de oorspronkelijke alimentatieovereenkomst te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2015 kwamen partijen tot overeenstemming over de alimentatie en trokken zij hun hoger beroep in. Het hof heeft de gemaakte afspraken vastgelegd in de beschikking en bepaald dat de man vanaf nu € 100,- per kind per maand zal betalen, met aanvullende afspraken over kleding en rijbewijs kosten voor de kinderen. De beschikking is op 2 juli 2015 uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.156.602/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/102717 FA RK 13-3441)
beschikking van de familiekamer van 2 juli 2015
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
voorheen advocaat: mr. J. Eliya, kantoorhoudend te Emmen,
thans advocaat: mr. W. de Kleine, kantoorhoudend te Emmen,
tegen
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
voorheen advocaat: mr. K.I.M. Bos, kantoorhoudend te Groningen,
thans advocaat: mr. Y. Schippers, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 9 juli 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2.
Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 29 september 2014;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht met bijlage van 17 november 2014 van mr. Eliya;
- een journaalbericht met bijlagen van 2 februari 2015 van mr. Schippers;
- een journaalbericht met bijlagen van 3 februari 2015 van mr. Schippers;
- een journaalbericht met bijlagen van 3 juni 2015 van mr. Schippers;
- een journaalbericht met bijlagen van 23 juni 2015 van mr. De Kleine;
- een brief van 29 juni 2015 van mr. De Kleine.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1999 in wettelijke gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2000, en [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2002.
3.2
Op 15 juni 2006 hebben partijen hun huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap. Het geregistreerde partnerschap is beëindigd door inschrijving van de door partijen daartoe strekkende verklaring in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand op 18 juli 2006.
3.3
In verband met de beëindiging van hun geregistreerde partnerschap hebben partijen een convenant gesloten, neergelegd in een notariële akte die op 13 juli 2006 is verleden.
3.4
In het convenant is onder meer bepaald dat partijen zijn overeengekomen dat de man met ingang van 13 juli 2006 een bedrag van € 300,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van beide kinderen, zijnde € 150,- per kind per maand, bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te voldoen en dat deze alimentatie onderworpen zal zijn aan de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor het eerst ingaande 1 januari 2007.
3.5
De vrouw heeft op 30 december 2013 een verzoekschrift ingediend, strekkende tot nakoming van de alimentatieovereenkomst. De man heeft een verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, gedateerd 25 februari 2014, ingediend.
3.6
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
- bepaald dat de man een bedrag van € 1.682,08 aan de vrouw dient te voldoen ter zake van niet verjaarde achterstallige indexering van de onderhoudsbijdragen over de periode tot en met december 2012;
- bepaald dat de man een bedrag van € 567,40 aan de vrouw dient te voldoen ter zake van de achterstand in de betaling van de onderhoudsbijdragen over het jaar 2013;
- de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het verzoek van de vrouw om de hiervoor genoemde bedragen te vermeerderen met een overeengekomen boete afgewezen;
- het verzoek van de man tot wijziging van de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen afgewezen.
3.7
Bij beroepschrift heeft de man verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beslissende de vordering van de vrouw te ontzeggen en te bepalen dat de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen gewijzigd wordt naar € 127,43 per maand voor de minderjarigen en voor de duur van twee jaar vanaf 25 februari 2014 de kinderalimentatie te wijzigen naar € 13,53 per maand voor de minderjarigen, althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie juist acht, kosten rechtens.
3.8
Bij verweerschrift heeft de vrouw het verzoek van de man bestreden en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tevens heeft de vrouw bij dit verweerschrift incidenteel appel ingesteld en daarin verzocht het tussen partijen op 13 juli 2006 gesloten convenant inzake beëindiging geregistreerd partnerschap te bekrachtigen en te bepalen dat de man vanaf 13 juli 2006 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen een bedrag van € 300,- per maand bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te voldoen en dat dit bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt vanaf 1 januari 2007, dan wel te bepalen dat de man met ingang van 1 januari 2014 een bedrag van € 348,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen bij vooruitbetaling aan de vrouw moet voldoen en dat dit bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt, en gezien de onnodigheid van de procedure in hoger beroep, de man te veroordelen in de kosten van het geding in eerste aanleg en de hoger beroepsprocedure.
3.9
Bij verweerschrift in het incidenteel appel heeft de man verzocht de verzoeken van de vrouw in het incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen en de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep.
3.1
De mondelinge behandeling heeft op 13 februari 2015 plaatsgevonden. Verschenen zijn de man, mr. De Kleine, de vrouw en mr. Schippers. Mr. Schippers heeft het woord gevoerd mede aan de hand van de door haar overgelegde pleitaantekeningen.
3.11
Op verzoek van partijen heeft het hof de termijn van uitspraak aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen nader tot elkaar te komen.

4.De motivering van de beslissing

Overeenstemming
4.1
Uit voornoemde journaalberichten van 3 en 23 juni 2015 en voornoemde brief van 29 juni 2015 is gebleken dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen omtrent hetgeen hen verdeeld hield in deze procedure en dat beide partijen - gelet op de bereikte overeenstemming - hun hoger beroep in deze zaak hebben ingetrokken. De grieven van beide partijen zijn dientengevolge niet meer gehandhaafd.
4.2
Partijen hebben (aanvullend) verzocht te bepalen dat de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst van 2 juni 2015 wordt opgenomen in de beschikking en een kopie van deze overeenkomst aan de beschikking te hechten. Tevens hebben zij verzocht de volgende afspraken afzonderlijk in het dictum op te nemen. De man betaalt, gedurende de minderjarigheid van de kinderen, aan de vrouw een bedrag van € 100,- per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen op de tweede dag van iedere maand. Tevens zal de man ten gunste van de kinderen tweemaal per jaar kleding ter waarde van € 100,- per kind per seizoen aanschaffen en zal hij in de toekomst alle kosten voor het verkrijgen van het rijbewijs (rijlessen en examen) voldoen voor één van de dochters van partijen.
4.3
Gelet op het voorgaande zal het hof beslissen als hierna vermeld.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
verstaat dat de tussen partijen gemaakte afspraken zijn opgenomen in de aan deze beschikking gehechte, door hen op 2 juni 2015 ondertekende overeenkomst, waarvan de inhoud deel uitmaakt van deze beschikking;
verstaat dat de man aan de vrouw, gedurende de minderjarigheid van [de minderjarige1] , geboren [in] 2000, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2002, als bijdrage in hun kosten van verzorging en opvoeding een bedrag van € 100,- per kind per maand dient te betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen op de tweede dag van iedere maand;
verstaat dat de man tweemaal per jaar ten gunste van de minderjarigen kleding ter waarde van € 100,- per kind per seizoen dient aan te schaffen en dat hij in de toekomst alle kosten voor het verkrijgen van het rijbewijs (rijlessen en examen) dient te voldoen voor één van de dochters van partijen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de verzoeken in hoger beroep af;
Deze beschikking is gegeven door mr. W. Foppen, mr. M.P. den Hollander en mr. H. van Lokven-van der Meer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 2 juli 2015 in bijzijn van de griffier.