Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3] ,
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerden]
1.Het geding in eerste aanleg
18 augustus 2011, 9 februari, 22 maart en 20 september 2012 van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen en van 31 januari 2013, 20 juni 2013 en 13 februari 2014 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
in het principaal hoger beroep: de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, kamen voor kantonzaken, locatie Groningen d.d. 20 juli 2013 en 13 februari 2014, onder zaak-/rolnummer 509205/CV EXPL 11-8205 tussen partijen gewezen, voor zoveel nodig onder verbetering en of aanvulling van de gronden te bekrachtigen;
in het incidenteel hoger beroep: het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, kamen voor kantonzaken, locatie Groningen d.d. 20 juli 2013 en 13 februari 2014, onder zaak-/rolnummer 509205/CV EXPL 11-8205 tussen partijen gewezen, in zoverre te vernietigen dat opnieuw rechtdoende [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 12.152,69, althans (subsidiair) een bedrag van
€ 6.668,63, althans (meer subsidiair) een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag, ter zake van restitutie van teveel betaalde huur, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2014, alsmede tot betaling van schade in verband met gemaakte extra personeelkosten ad € 16.560,66, die [geïntimeerde 2] noodgedwongen, als gevolg van de nalatigheid van [appellant] , heeft moeten maken, althans een door Uw Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag c.q. te schatten bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2011;
2.De beoordeling van het geschilvaststaande feiten
) als verhuurder en [geïntimeerden] als huurder een schriftelijke huurovereenkomst winkelruimte ondertekend voor de bedrijfsruimte plaatselijk bekend [adres] te [vestigingsplaats] . Volgens het contract begint de huur op 1 december 2010 en duurt deze vijf jaren. De aanvangshuurprijs bedraagt € 2.243,56 per maand. Het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als café/cafetaria.
Aanvulling op huurkoopovereenkomststaat onder meer:
Aanvulling op huurkoopovereenkomstis in de versie overgelegd door [geïntimeerden] , niet en in de versie overgelegd door [appellant] wel, doorgehaald. Dat artikel luidt als volgt:
Verkoper verplicht zich om de cafetaria geheel en deugdelijk en in overleg met koper in te richten met het volgende:bakwand,afzuigkap,vitrine,koelcel,vriescel,ijsvriezer,magnetron,softijs en milkshakemachine,au bain Marie,vaatwasser,saladiere,bakplaat,gasstel,hotpotten,
17 februari 2011 een factuur gestuurd van € 18.324,05 voor in de bedrijfsruimte verrichte werkzaamheden. [geïntimeerden] hebben deze factuur onbetaald gelaten.
U heeft tot op de dag van vandaag niet gepresteerd, althans bent u verplichting tot inrichten van de cafetaria-inventaris onvoldoende nagekomen. Dit ondanks meerdere aanmaningen van mijn cliënt. Immers, de inventaris van de cafetaria is niet compleet en voor de uitoefening van een cafetariabedrijf volstrekt ontoereikend. Niet alleen ontbreken de overeengekomen goederen zoals vastgesteld in de aanvulling huurkoopovereenkomst. Er is namelijk ook geen vetput aangebracht.(…)Wij stellen tevens een termijn van uiterlijk twee weken waarin wij alsnog nakoming van de huurovereenkomst vorderen. De cafetaria dient ingericht te worden met alle bescheiden zoals vastgesteld in de aanvullende huurkoopovereenkomst van 27 oktober 2010, ex artikel 1, lid 4. Indien uiterlijk op26 april 2011de zaak niet is ingericht zoals overeengekomen achten wij ons gerechtigd een derde in te schakelen om de overeengekomen bescheidens alsnog te laten installeren. De kosten hiervan zullen op u worden verhaald.Tevens achten wij ons rechtens bevoegd de overeengekomen huur zoals vastgesteld in de door u en mijn cliënt opgestelde huurovereenkomst te matigen. Immers, cliënt kan door de u toerekenbare tekortkoming zijn bedrijf niet ten volle exploiteren. Aangezien mijn cliënt 83,3% van zijn inkomen niet kan genereren stellen wij een huurmatiging voor van 83,3%. Dit totdat u naar behoren conform het vastgestelde in de huurkoopovereenkomst heeft gepresteerd.
“Volgens uw cliënten, verder te noemen [geïntimeerden] , zou er tot op heden ondeugdelijk zijn gepresteerd. Dit wordt echter door onze cliënte, nader te noemen [appellant] , met klem tegengesproken. Volgens de gesloten huurkoopovereenkomst zou [appellant] zorgdragen voor de benodigde apparatuur, hetgeen is gedaan. Alle apparatuur die in de huurkoopovereenkomst staat vermeld is aanwezig. In de door u genoemde aanvulling op de huurkoopovereenkomst wordt alleen gesproken over een eventuele overname door een derde en kan derhalve verder buiten beschouwing worden gelaten.”
procedure in eerste aanleg
De kantonrechter heeft voorts overwogen dat [geïntimeerden] het café vanaf 1 maart 2011 hebben geëxploiteerd en dat zij om die reden in elk geval een deel van de bedongen vergoeding verschuldigd zijn, tenzij partijen zijn overeengekomen dat pas een vergoeding is verschuldigd vanaf het moment dat ook het cafetariagedeelte werd geëxploiteerd, zoals [geïntimeerden] hebben gesteld. De bewijslast van deze afspraak rust op [geïntimeerden]
De kantonrechter achtte verder voorshands, behoudens door [appellant] te leveren tegenbewijs, bewezen dat artikel 1 lid 4 van de
Aanvulling op huurkoopovereenkomstde versie is waarover partijen overeenstemming hebben. [appellant] werd in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren.
€ 31.876,30 in verband met de aanschaf van apparatuur, € 13.268,63 in verband met extra personeelskosten en schadevergoeding op te maken bij staat.
In reconventie heeft de kantonrechter de huur- en huurkoopovereenkomst eveneens ontbonden en [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerden] te betalen een bedrag van
€ 31.614,85. De kantonrechter heeft het meer of anders in conventie en reconventie gevorderde afgewezen en heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
bespreking van de grieven
Aanvulling op huurkoopovereenkomstniet ter discussie staan. Dat betekent dat er in appel van kan worden uitgegaan dat [appellant] de in die bepaling vermelde zaken aan
[geïntimeerden] diende te leveren op grond van de huurkoopovereenkomst. Het staat vast dat [appellant] niet alle zaken heeft geleverd en daarmee ook dat [appellant] haar verplichtingen uit de huurkoopovereenkomst niet volledig is nagekomen.
grieven I en II in principaal appelkomt [appellant] op tegen de beslissing van de kantonrechter in het tussenvonnis van 20 juni 2013 om [geïntimeerden] in de gelegenheid te stellen hun eis te herformuleren. [appellant] wijst er ook op dat de kantonrechter in dat tussenvonnis haar ten onrechte op voorhand het recht heeft ontnomen om bezwaar te maken tegen de eiswijziging. Het hof volgt [appellant] niet in haar betoog dat haar het recht is ontnomen zich tegen de eiswijziging te verzetten. Het hof leest de gewraakte overweging uit het vonnis zo, dat de kantonrechter aangeeft dat een verzet weinig zin zal hebben en dat [appellant] er daarom verstandig aan doet inhoudelijk op de gewijzigde eis te reageren. Het stond de kantonrechter vrij om uit het oogpunt van proceseconomie [geïntimeerden] in de gelegenheid te stellen desgewenst hun eis te wijzigen, nu uit de stellingen van [geïntimeerden] duidelijk was geworden dat zij een gewijzigde eis voor ogen hadden, maar een en ander nog niet hadden geformaliseerd. Overigens had de kantonrechter in een eerder tussenvonnis, dat van 9 februari 2012, al gesignaleerd dat [appellant] de door [zustervennootschap] gefactureerde bedragen niet zelf kon innen en heeft hij [appellant] in de gelegenheid gesteld een en ander, middels een cessie, te herstellen, kennelijk ook vanuit proceseconomische overwegingen, zonder dat [appellant] daartegen bezwaar heeft gemaakt.
- helemaal duidelijk is dat niet -, is [appellant] niet-ontvankelijk in haar appel, gelet op het bepaalde in artikel 130 lid 2 Rv. Het hof laat dan nog daar dat [appellant] ook geen belang heeft bij haar grieven, nu het [geïntimeerden] vrij had gestaan om ook in hoger beroep hun eis nog te wijzigen.
grief III in principaal appelkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter in het eindvonnis dat het tekort schieten van [appellant] de ontbinding van de huurovereenkomst en de huurkoopovereenkomst rechtvaardigt. Volgens [appellant] is zij slechts tekortgeschoten in de levering van een aantal apparaten, maar is zij daarvoor niet in gebreke gesteld. De tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding niet. Volgens [appellant] hebben [geïntimeerden] bovendien hun klachtplicht geschonden.
grief VI in principaal appelbetoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen aanspraak heeft op betaling van de huurkooptermijnen en slechts op de helft van de huur. In de toelichting op de grief gaat [appellant] alleen in op de halvering van de huurtermijnen door de kantonrechter, maar niet op de beslissing van de kantonrechter ten aanzien van de huurkooptermijnen. Dat had, gelet op het feit dat de huurkoopovereenkomst is ontbonden, zodat [geïntimeerden] niet de eigendom hebben verkregen van de in de huurkoopovereenkomst betrokken zaken, wel op haar weg gelegen. De grief is in zoverre onvoldoende onderbouwd.
grief I in incidenteel appelverwijten [geïntimeerden] de kantonrechter dat hij hun niet de gelegenheid heeft geboden hun stellingen op dit punt te bewijzen. [geïntimeerden] herhalen hun bewijsaanbod.
[appellant] tegen die halvering heeft aangevoerd - dat de inventaris vanaf 1 juli 2011 compleet was - geldt niet voor de periode tot 1 juli 2011. Dat betekent dat het oordeel van de kantonrechter voor de periode tot 1 juli 2011 niet door [appellant] wordt bestreden. Het geschil betreft dan ook slechts de verschuldigdheid van de helft van vier maanden huur, te weten € 5.425,12 (uitgaande van een huurprijs van € 2.712,56).
grief II in incidenteel appelkomen [geïntimeerden] op tegen het in het vonnis van 13 februari 2014 door de kantonrechter gekozen uitgangspunt dat zij gedurende de huurperiode
€ 50.721,08 aan huur hebben betaald. [geïntimeerden] stellen dat zij € 55.588,- aan huur hebben betaald en verwijzen daartoe naar grootboekkaarten uit hun administratie waaruit volgt dat laatstgenoemd bedrag is betaald. [appellant] betwist dat meer is betaald dan door haar is gesteld, te weten een bedrag van € 50.721,08.
grief III in incidenteel appelkomen [geïntimeerden] op tegen de afwijzing van deze vordering door de kantonrechter. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen vanwege het ontbreken van causaal verband.
de grieven VII, VIII en X in principaal appel, die opkomen tegen de afwijzing van de vorderingen van [appellant] en tegen toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] aanhouden tot na de bewijslevering. Pas dan kan de balans worden opgemaakt van hetgeen partijen over en weer verschuldigd zijn.
3.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum dinsdag1 september 2015, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;