In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2], die onder toezicht zijn gesteld van een gecertificeerde instelling (GI). De moeder van de kinderen, die in hoger beroep is gegaan, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, die op 2 februari 2015 zijn genomen. De moeder is alleen belast met het gezag over de kinderen en heeft een advocaat ingeschakeld om haar belangen te behartigen. De GI, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing ingediend.
De procedure in eerste aanleg is door het hof in zijn uitspraak samengevat. De moeder heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de problematische thuissituatie van de kinderen en de rol van de GI. De moeder heeft aangevoerd dat de GI niet-ontvankelijk zou moeten zijn in haar verzoeken, maar het hof heeft geoordeeld dat de GI wel degelijk gecertificeerd is en dat de verzoeken voldoen aan de wettelijke eisen.
Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft onvoldoende aangetoond dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die de gronden voor de maatregelen zouden doen vervallen. De omstandigheden in de thuissituatie van de kinderen zijn ongewijzigd problematisch, en de moeder heeft niet de noodzakelijke basisvoorwaarden kunnen bieden voor een veilige en stabiele opvoeding. Het hof heeft daarom de bestreden beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd.