In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie en de hoofdverblijfplaats van de kinderen na een echtscheiding. De vader, verzoeker in hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 1 oktober 2014, waarin de alimentatie voor de kinderen was vastgesteld op € 737,12 per kind per maand. De vader verzocht om een verlaging van deze bijdrage en om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij hem zou zijn.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun kinderen, [kind 1] en [kind 2], en dat de vader sinds 1 februari 2014 voor de helft van de tijd zorg draagt voor [kind 1]. Het hof oordeelde dat er geen relevante wijziging van omstandigheden was die een herbeoordeling van de alimentatieplicht voor [kind 2] rechtvaardigde, maar dat er wel een wijziging was voor [kind 1] omdat deze sinds februari 2014 bij de vader woont. De vader's verzoek om de alimentatie te verlagen werd gedeeltelijk toegewezen, en de ingangsdatum van de wijziging werd vastgesteld op 1 februari 2014.
Het hof oordeelde verder dat de moeder niet verplicht was om eventueel teveel ontvangen alimentatie terug te betalen, omdat de vader niet had aangetoond dat de betalingen niet aan de kinderen waren besteed. De grieven van de vader werden deels afgewezen, maar de beslissing van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd en bekrachtigd. De uitspraak benadrukt het belang van het belang van het kind bij beslissingen over alimentatie en hoofdverblijfplaats.