In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een kantoorpand gelegen aan de [a-straat] 2A te [A] voor het belastingjaar 2012, waarbij de heffingsambtenaar de waarde op € 917.000 heeft vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2011. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en is in beroep gegaan nadat de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Het Hof heeft de waarde in goede justitie vastgesteld op € 750.000, omdat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast is geslaagd. Het Hof oordeelde dat de door de heffingsambtenaar gebruikte vergelijkingsobjecten niet vergelijkbaar waren met de onroerende zaak van belanghebbende. De heffingsambtenaar had geen afdoende verklaring kunnen geven voor de waardering van de vergelijkingsobjecten en de kapitalisatiefactor die hij had gehanteerd was niet onderbouwd. Belanghebbende had ook niet voldoende bewijs geleverd voor zijn bepleite lagere waarde. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 750.000, met een overeenkomstige vermindering van de aanslag onroerende-zaakbelasting.