ECLI:NL:GHARL:2015:5723

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juli 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
200.158.441
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nietigverklaring van een Marokkaans huwelijk met vragen aan het Internationaal Juridisch Instituut

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van een vrouw tot nietigverklaring van haar huwelijk met een man, dat in Marokko is gesloten. De vrouw, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, was eerder gehuwd met de man, die in 2008 is overleden. De rechtbank Midden-Nederland had het verzoek van de vrouw afgewezen, waarop zij in hoger beroep ging. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar advocaat en een tolk. De advocaat-generaal was niet aanwezig, en de gemeente Utrecht was ook niet vertegenwoordigd.

De vrouw stelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 3 lid 1 Brussel II bis, omdat zij ten minste een jaar in Nederland verblijft. Ze voerde aan dat het huwelijk naar Marokkaans recht nietig is, omdat niet aan de vereisten van het Marokkaanse recht is voldaan. De gemeente betwistte de ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek en stelde dat de nietigverklaring enkel in Marokko kan plaatsvinden. Het hof oordeelde dat het onvoldoende voorgelicht was om een goede beoordeling te maken en besloot advies in te winnen bij het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) in Den Haag. Het hof formuleerde verschillende vragen aan het IJI over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en de toepasselijkheid van het Marokkaanse recht.

Het hof benoemde mr. R. Krijger tot raadsheer-commissaris en bepaalde dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor 's Rijks kas zullen zijn. De vrouw werd opgedragen om adresgegevens van de belanghebbende [A.] te overleggen en een nieuwe vertaling van de uitspraak van de Marokkaanse rechter te overleggen. De behandeling van de zaak zal worden voortgezet na ontvangst van de resultaten van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.158.441
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 361859)
beschikking van de familiekamer van 28 juli 2015
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.E. van Zutphen te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
de Advocaat-Generaal van het Ressortsparket, vestiging Arnhem -Leeuwarden,
verder te noemen: de advocaat-generaal,
en
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Utrecht,
zetelend te Utrecht,
verder te noemen: de gemeente.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 30 juli 20914, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 oktober 2014;
- een brief van de advocaat-generaal van 12 januari 2015, ingekomen op 19 januari 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 april 2015 plaatsgevonden. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en haar tolk A. El Kadi. De advocaat-generaal is met kennisgeving vooraf niet verschenen. Namens de gemeente is niemand verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
[de man] (verder te noemen: de man), geboren in 1963 te [geboorteplaats] , Marokko, is op 31 oktober 1985 te Marokko gehuwd met [A.] .
3.2
Op 17 februari 1988 is in Marokko een verstotingsakte opgemaakt van de verstoting door de man van [A.] .
3.3
De vrouw is op 25 oktober 1996 gehuwd met de man.
3.4
De man is op 3 december 2008 te Utrecht overleden.
3.5
Bij beschikking van 6 maart 2012 heeft de rechtbank te Nador, Marokko, de echtheid van het huwelijk van de man en [A.] sinds 7 maart 1988 en de voortzetting daarvan tot aan de dag van het overlijden van de man, vastgesteld.
3.6
De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is het verzoek van de vrouw het huwelijk tussen de man en [A.] van 7 maart 1988, tot stand gekomen te Marokko, nietig te verklaren. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking het verzoek van de vrouw afgewezen.
4.2
De vrouw is met vier grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van
30 juli 2014. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vrouw verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 30 juli 2014 te vernietigen en alsnog beschikkende haar verzoek strekkende tot nietigverklaring van het huwelijk tussen de man en [A.] van 7 maart 1988 tot stand gekomen te Marokko toe te wijzen, kosten rechtens.
4.3
De advocaat generaal heeft geconcludeerd tot het afwijzen van het verzoek van de vrouw.
5. De motivering van de beslissing
5.1
De vrouw stelt dat op grond van artikel 3 lid 1 Brussel II bis de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het door haar gedane verzoek, nu zij tenminste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek in Nederland verblijft en dat haar verzoek naar Marokkaans recht moet worden beoordeeld. Zij stelt voorts dat aan diverse formaliteiten voortvloeiend uit het Marokkaanse recht ten aanzien van het huwelijk van de man en [A.] niet is voldaan zodat dit huwelijk naar Marokkaans recht nietig is. Voor het in Marokko aangaan van een huwelijk zijn aldus de vrouw van belang de artikelen 10,13,17,43 en 65 van de Modawanat. Aan hetgeen in deze artikelen is bepaald is niet voldaan, aldus de vrouw.
5.2
De gemeente stelt in haar brief van 27 maart 2014 dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk. Daartoe wordt overwogen dat de nietigverklaring enkel en alleen in Marokko kan worden gedaan omdat het rechtsfeit aldaar heeft plaatsgevonden. Voorts stelt de gemeente dat de ambtenaar niet de vraag kan beantwoorden of een in het buitenland voltrokken huwelijk al dan niet erkend wordt. Voorts wordt opgemerkt dat in de BRP het huwelijk van [A.] met de man is opgenomen met als ingangsdatum 1983 en dat er nooit een brondocument is overgelegd met betrekking tot de ontbinding van het huwelijk, laat staan de herleving/hertrouw. Voorts betwijfelt de ambtenaar of verstoting in Nederland erkend zal worden gelet op artikel 10:58 BW.
5.3
De advocaat-generaal onderschrijft het oordeel van de rechtbank en concludeert tot afwijzing van het verzoek van de vrouw.
5.4
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een goede beoordeling te maken en ziet zich daarom genoodzaakt nader advies in te winnen bij het Internationaal Juridisch Instituut te Den Haag (verder te noemen: het IJI).
Het hof zal de volgende vraagstelling aan het IJI voorleggen:
1. Heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht? Zo ja op grond van welke bepalingen. Geldt artikel 3 lid 1 sub ca Brussel II bis alleen voor (gewezen) echtgenoten of ook voor derden/externen. Zo ja waaruit is dit te concluderen?
2. Indien de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, welk recht is dan van toepassing?
3. Indien Marokkaans recht van toepassing is heeft het hof de volgende vragen:
a. heeft er op 7 maart 1988 een naar Marokkaans recht rechtsgeldig huwelijk plaatsgevonden?
b. kan naar Marokkaans recht nietigverklaring van een dergelijk huwelijk worden verzocht?
c. kan naar Marokkaans recht een derde nietigverklaring verzoeken?
4. Dient de verstoting en de beoordeling daarvan door de rechter naar Nederlands recht conform artikel 10:58 BW, zoals de rechtbank heeft gedaan, betrokken te worden in deze casus nu een Marokkaanse rechter heeft geoordeeld dat er een huwelijk heeft plaatsgevonden op 7 maart 1988?
5. Kan de Nederlandse rechter met toepassing van Marokkaans recht het huwelijk van
7 maart 1988 nietig verklaren gelet op de uitspraak van de rechtbank te Nador van maart 2012?
6. Geldt artikel 10:58 BW, ingevoerd per 1 januari 2012, ook voor een verstoting in 1988?
7. Zijn er overigens nog bijzonderheden te vermelden die in dit kader van belang zijn en/of
in hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen maar wel van belang kunnen zijn voor de beslechting van het voorliggende geschil?
5.5
Het onderzoek van het IJI zal onder leiding staan van een bij deze beschikking te benoemen raadsheer-commissaris. Het IJI kan zich, indien daartoe aanleiding is, door tussenkomst van de griffie met de raadsheer-commissaris verstaan omtrent het verloop en de voortgang van het onderzoek.
5.6
Het hof zal bepalen dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor ‘s Rijks kas zullen zijn. Het hof gaat ervan uit dat het IJI zal declareren op basis van het door dit instituut gehanteerde uurtarief van € 175,- uur, exclusief omzetbelasting, met specificatie van het aantal aan de beantwoording van de voorgelegde vragen bestede uren.
5.7
Zodra de resultaten van het deskundigenonderzoek bij het hof binnen zijn, zal het hof deze aan de vrouw en de belanghebbenden doen toekomen en hen in de gelegenheid stellen zich hier schriftelijk over uit te laten, waarna het hof de behandeling van de zaak zal voortzetten op een nader te bepalen datum, waarvoor de vrouw en de belanghebbenden zullen worden opgeroepen.
5.8
Het hof zal voorts op grond van artikel 799 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de vrouw opdragen de adresgegevens van [A.] , houdster van nationale identiteitskaart nr. […] in Marokko, afgegeven op 27 april 1999, te overleggen nu zij door het hof als belanghebbende wordt aangemerkt en aan haar de mogelijkheid zal worden geboden verweer te voeren en zij voor een volgende zitting moet worden opgeroepen.
Het hof gaat er daarbij vanuit dat in elk geval de Sociale Verzekeringsbank te Utrecht over de adres gegevens van [A.] moet beschikken omdat aan haar een uitkering wordt verstrekt.
5.9
Het hof zal voorts bepalen dat de vrouw een nieuwe vertaling van de uitspraak van de Marokkaanse rechter van 6 maart 2012 (produktie 4 uit eerste aanleg) dient te overleggen, opgemaakt door een beëdigd vertaler die niet in enige persoonlijke of zakelijke relatie tot de vrouw staat. De in het geding gebrachte vertaling is van de hand van de tolk, dhr. A. ElKadi, die, zoals is gebleken op de mondelinge behandeling, tevens de adviseur en hulpverlener van de vrouw is. Gelet op het belang van een objectieve en belangeloze behandeling van de zaak acht het hof het gewenst dat er een vertaling komt als boven omschreven. Ook voor
eventueel nog komende zittingen acht het hof het van belang dat vertaald wordt door een tolk die niet tevens belangenbehartiger is van de vrouw.
5.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5.11
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
benoemt tot deskundige het Internationaal Juridisch Instituut te Den Haag, teneinde een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen, aan de hand van de in rechtsoverweging 5.4 geformuleerde vragen;
bepaalt dat de vrouw en de verschenen belanghebbenden bezwaren tegen of aanvullingen op de door het hof geformuleerde onderzoeksvragen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking schriftelijk en gemotiveerd aan het hof kenbaar dienen te maken;
benoemt mr. R. Krijger tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich door tussenkomst van de griffie dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken, indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek voor s’ Rijks kas zullen zijn;
bepaalt dat de deskundige zijn schriftelijk bericht ter griffie moet inleveren vóór 1 december 2015;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de advocaat van de vrouw binnen twee weken na datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken ter beschikking van de deskundige zal stellen;
bepaalt dat de vrouw en de verschenen belanghebbenden na ontvangst van de resultaten van het deskundigenonderzoek in de gelegenheid zullen worden gesteld om zich schriftelijk uit te laten over de resultaten van het onderzoek en bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het deskundigenonderzoek en de uitlatingen te bepalen datum, waarvoor de vrouw en de belanghebbenden zullen worden opgeroepen;
draagt de vrouw op de adresgegevens van [A.] te overleggen;
bepaalt dat [A.] alsnog wordt aangemerkt als belanghebbende in deze procedure en bepaalt dat de griffier van dit hof na ontvangst van de adresgegevens van [A.] een afschrift van de processtukken aan haar ter beschikking zal stellen, haar in de gelegenheid zal stellen verweer te voeren en haar voor een volgende zitting zal oproepen;
bepaalt dat de vrouw een nieuwe beëdigde verklaring van de uitspraak van de Marokkaanse rechter van 6 maart 2012 (produktie 4 uit eerste aanleg) dient te overleggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, T.M. Blankestijn en M.S. van Gaalen, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 28 juli 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.